ECLI:NL:RBZWB:2022:6091

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
21-020096 en 21-020097
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor inverzekeringstelling en kosten van verzoekschrift

Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/148886-20, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1992 en woonachtig te Breda, heeft verzocht om schadevergoeding voor de inverzekeringstelling en de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker vier dagen in verzekering heeft doorgebracht en dat de gevraagde vergoeding van € 520,00 voor de inverzekeringstelling conform de LOVS-uitgangspunten is. Daarnaast is er een bedrag van € 340,00 toegewezen voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft zonder mondelinge behandeling beslist, waarbij de officier van justitie zich op het standpunt heeft gesteld dat de verzoeken toewijsbaar zijn. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 530 en 533 Sv, waarbij de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd. De totale schadevergoeding bedraagt € 860,00, welke zal worden overgemaakt op een door verzoeker opgegeven rekeningnummer. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02/148886-20
rk-nummers: 21-020096 en 21-020097
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1992,
[adres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. K.R. Verkaart, 4835 JE Breda, Duivelsbruglaan 22.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 520,00, € 520,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00, € 340,00, voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot;
  • de stukken waaruit de duur van inverzekeringstelling van verzoeker blijken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De advocaat heeft verzocht om toewijzing van de door verzoeker geleden schade in verband met diens inverzekeringstelling, alsmede voor de forfaitaire vergoeding voor het indienen van een verzoekschrift. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzochte toewijsbaar is.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 4 dagen in verzekering doorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 520,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 520,00, voor ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00, voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 860,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [vermelding] .
Deze beslissing is op 12 september 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van R. de Moor, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).