Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/148886-20, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1992 en woonachtig te Breda, heeft verzocht om schadevergoeding voor de inverzekeringstelling en de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker vier dagen in verzekering heeft doorgebracht en dat de gevraagde vergoeding van € 520,00 voor de inverzekeringstelling conform de LOVS-uitgangspunten is. Daarnaast is er een bedrag van € 340,00 toegewezen voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft zonder mondelinge behandeling beslist, waarbij de officier van justitie zich op het standpunt heeft gesteld dat de verzoeken toewijsbaar zijn. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 530 en 533 Sv, waarbij de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd. De totale schadevergoeding bedraagt € 860,00, welke zal worden overgemaakt op een door verzoeker opgegeven rekeningnummer. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.