Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/054158-21, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1993, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, na een periode van inverzekeringstelling. Het verzoek omvatte een schadevergoeding van € 260,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en € 340,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker twee dagen in verzekering heeft doorgebracht, waarvoor een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag geldt, conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde vergoeding terecht was en heeft deze toegewezen. Daarnaast werd het verzoek voor de kosten van het verzoekschrift eveneens toegewezen, omdat deze kosten in overeenstemming waren met de wettelijke bepalingen. De totale schadevergoeding bedraagt € 600,00, die op een door verzoeker opgegeven rekeningnummer zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien de advocaat van verzoeker had ingestemd met deze procedure. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.