ECLI:NL:RBZWB:2022:6089

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
22-008395 22-008396
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv na vrijspraak en inverzekeringstelling

Op 12 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02/054158-21, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1993, had een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, na een periode van inverzekeringstelling. Het verzoek omvatte een schadevergoeding van € 260,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en € 340,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker twee dagen in verzekering heeft doorgebracht, waarvoor een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag geldt, conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde vergoeding terecht was en heeft deze toegewezen. Daarnaast werd het verzoek voor de kosten van het verzoekschrift eveneens toegewezen, omdat deze kosten in overeenstemming waren met de wettelijke bepalingen. De totale schadevergoeding bedraagt € 600,00, die op een door verzoeker opgegeven rekeningnummer zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, aangezien de advocaat van verzoeker had ingestemd met deze procedure. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02/054158-21
rk-nummers: 22-008395 en 22-008396
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R. van den Hemel, 3311 JG Dordrecht, Burgemeester de Raadtsingel 61 a.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift, dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • het vonnis waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit de duur van inverzekeringstelling en/of voorlopige hechtenis van verzoeker blijken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de schriftelijke reactie aan de advocaat van verzoeker doen toekomen. De advocaat van verzoeker heeft ermee ingestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft 2 dagen in verzekering doorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00voor ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 600,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [vermelding]
Deze beslissing is op 12 september 2022 gegeven door mr. A.B. Scheltema Beduin, rechter, in tegenwoordigheid van R. de Moor, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).