ECLI:NL:RBZWB:2022:6083

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
21-015427 en 21-015428
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en kosten rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 februari 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg wegens ondergane inverzekeringstelling en kosten van rechtsbijstand. Verzoeker was op 20 maart 2019 vrijgesproken van de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht, en vraagt nu om een totale vergoeding van € 2.181,88 voor reis- en tolkosten, € 4.295,73 voor kosten van rechtsbijstand, en € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft zich in grote lijnen achter de verzoeken geschaard, maar heeft bezwaar gemaakt tegen enkele specifieke kosten. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) en heeft geoordeeld dat verzoeker recht heeft op de gevraagde vergoedingen, met uitzondering van enkele kosten die niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de verzochte bedragen toegewezen, met inachtneming van de LOVS-uitgangspunten voor de vergoeding van schade door inverzekeringstelling. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 82/247550-18
rk-nummers: 21-015427 en 21-015428
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 8 oktober 2021, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.A.A. Maat, 4461 HS Goes, Wulfaertstraat 3.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • € 4.295,73, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 2.181,88, voor vergoeding van reis- en tolkosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant locatie Middelburg van 20 maart 2019 waaruit blijkt dat verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 4 december 2018 in verzekering is gesteld en op 6 december 2018 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 26 januari 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en mr. R.A.A. Maat als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift aangevoerd dat hij op 20 maart 2019 is vrijgesproken van de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. De uitspraak is onherroepelijk. Verzoeker vraagt om een vergoeding van € 260,00 wegens twee dagen detentie in een arrestantencel, € 1.883,72 aan reiskosten voor het bijwonen van de zittingen op 20 maart 2019 en op 11 juli 2019 en € 38,16 aan tolkosten, totaal € 2.181,88. Verder vraagt verzoeker om toekenning van een vergoeding van € 4.295,73 voor de kosten van rechtsbijstand en om toekenning van de forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 680,00 aan kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding wegens inverzekeringstelling op het politiebureau en de verzochte forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, al dan niet met een mondelinge behandeling daarvan, kunnen worden toegewezen. De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen de verzochte vergoeding van reis- en tolkosten van € 941,86 en € 19,08 in verband met het bijwonen van de zitting op 20 maart 2019. De verzochte vergoeding van reis- en tolkosten van € 941,86 en € 19,08 in verband met het bijwonen van de behandeling van een klaagschrift ex art. 552a Sv op 11 juli 2019 moeten worden afgewezen, nu onderhavige procedure daarvoor geen wettelijke grondslag biedt. Ten aanzien van de verzochte vergoeding voor kosten van rechtsbijstand heeft de officier van justitie geconcludeerd tot voorlopige afwijzing dan wel forse matiging van deze kosten. In onderhavige zaak en de zaak tegen de medeverdachte van verzoeker is sprake van dubbel declareren van kosten van rechtsbijstand. Daarnaast komen de kosten in verband met een klaagschriftprocedure ter zake beslag op grond van art. 530 Sv niet voor vergoeding in aanmerking. De declaraties van de advocaat zijn niet zodanig ingericht dat deze een helder en inzichtelijk beeld geven van zijn verrichtingen in de strafzaak als raadsman.
In raadkamer is namens verzoeker aangevoerd dat geen sprake is van dubbel declareren van kosten. Verzoeker en zijn medeverdachte hebben de facturen van de raadsman voldaan. Met de kosten in verband met de klaagschriftprocedure is verzoeker klem komen te zitten. Er is tijdig bij de rechtbank een klaagschrift ingediend. Het klaagschrift is niet voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op zitting gepland en er is geen uitspraak op het klaagschrift gedaan. Na de inhoudelijke behandeling van de strafzaak is verzocht alsnog uitspraak te doen op het klaagschrift, maar de zaak is verwezen naar het gerechtshof. Inmiddels heeft de officier van justitie het door hem ingestelde hoger beroep ingetrokken.
In raadkamer heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt zich te kunnen vinden in de uitleg die is gegeven over de klaagschriftprocedure. Wat betreft de overige kosten van rechtsbijstand refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
twee dagen in verzekeringop het politiebureau doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Ten aanzien van de verrichtingen van de raadsman in verband met de klaagschriftprocedure is ook de officier van justitie van mening dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 4.295,73is na toelichting in raadkamer in voldoende mate onderbouwd en gespecificeerd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reis- en tolkosten in verband met het bijwonen van de inhoudelijke behandeling van de zaak en de behandeling in raadkamer van het klaagschrift, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reis- en tolkosten ter hoogte van
€ 2.181,88toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 7.157,61, bestaande uit:
- € 4.295,73 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 2.181,88 aan reis- en tolkosten en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 7.417,61zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer]
ten name van Stichting Beheer Derdengelden Zeeuwse Advocaten, onder vermelding van [betalingskenmerk] .
Deze beslissing is op 9 februari 2022 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zuidhof, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).