Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV van 26 februari 2021. Dit besluit betrof de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering van de eiser. De eiser, die sinds 29 juli 2002 een WAO-uitkering ontvangt, was in 2019 werkzaam en ontving inkomsten die hoger waren dan zijn uitkering. Het UWV had abusievelijk nagelaten een fictieve schatting van de arbeidsongeschiktheid uit te voeren, waardoor de uitkering ongewijzigd was doorbetaald. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de uitkering had herzien en de onverschuldigd betaalde bedragen had teruggevorderd. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van herziening of terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de eiser. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 februari 2022, en het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.