Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
5 augustus 2020. Dit is dus voordat het besluit op 13 oktober 2020 is genomen. De rechtbank gaat ervan uit dat het de bedoeling van eiser is geweest om niet alleen bezwaar te maken tegen het besluit van 5 augustus 2020, maar ook tegen het besluit van 13 oktober 2020. Laatstgenoemd besluit is immers een uitwerking/nadere specificatie van het eerstgenoemde besluit en ziet op de gehele eindafrekening. Het bezwaar tegen het besluit van 5 augustus 2020 is prematuur ingediend. In de beoordeling voorafgaande aan het bestreden besluit heeft het UWV ook het besluit van 13 oktober 2020 meegenomen.
Gelet hierop wordt het beroep van eiser ook geacht te zijn gericht tegen het besluit van 13 oktober 2020.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
mr. N. Graumans, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.