ECLI:NL:RBZWB:2022:6054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
C/02/400967 / JE RK 22-1514
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder toezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met eenhoofdig gezag

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 september 2022 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] heeft met eenhoofdig gezag besloten om naar het buitenland te vertrekken, waardoor zij haar verantwoordelijkheden als opvoeder niet langer kan vervullen. De vader van de stiefbroer van [minderjarige], hierna te noemen [de man], zorgt momenteel voor de kinderen van de moeder, maar accepteert geen noodzakelijke hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 september 2022 is gebleken dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd door de afwezigheid van haar moeder en de onacceptabele thuissituatie bij [de man]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder bewust haar kinderen heeft achtergelaten en dat er geen zicht is op de situatie van [minderjarige]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de GI verzocht om verslag uit te brengen over de situatie van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/400967 / JE RK 22-1514
Datum uitspraak: 23 september 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming, regio zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man] ,

hierna te noemen: [de man] ,
wonende te [woonplaats] ,

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Middelburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 31 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 31 augustus 2022.
Op 23 september 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- [de man] , bijgestaan door een tolk in de Franse taal;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Alhoewel naar behoren opgeroepen, maar niet verschenen zijn:
-[minderjarige] ;
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijke gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft op dit moment bij [het logeerhuis] te [plaatsnaam] .

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden.
Tevens wordt verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een residentiële setting voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt voorts de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

Namens de Raad is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het verzoek wordt gehandhaafd. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De moeder heeft er bewust voor gekozen om niet meer voor [minderjarige] te zorgen. Doordat de moeder zich heeft teruggetrokken, in het buitenland verblijft en onbereikbaar is, is ze niet in staat om haar gezag over [minderjarige] te laten gelden. Hierdoor komt de gewenste en noodzakelijke vrijwillige hulpverlening niet van de grond. Daarnaast wenst [de man] niet met de moeder te communiceren. Ook accepteert [de man] de hulpverlening niet, waardoor er onvoldoende zicht wordt gekregen op zijn opvoedmogelijkheden. Hoewel het eerst goed ging, zijn er sinds kort spanningen ontstaan tussen [minderjarige] en [de man] . Daarom verblijft [minderjarige] momenteel bij [het logeerhuis] . De Raad merkt op dat zij niet weten hoe het op dit moment met haar gaat. Nu er helemaal geen zicht meer op [minderjarige] is, maakt de Raad zich dan ook ernstige zorgen dat zij het contact met haar broers, moeder en [de man] verliest. De bedoeling is dat ook [de man] een rol gaat spelen in het leven van [minderjarige] . Het is dan ook belangrijk dat [de man] de benodigde hulpverlening gaat accepteren. Gelet op de mogelijke culturele problematiek, wil de Raad de hulpverleningsorganisatie IDoké (interculturele systeemtherapie) inzetten om [de man] te ondersteunen bij de opvoeding van [minderjarige] en mogelijk ook voor de bemiddeling tussen [de man] , de moeder en [minderjarige] .
Door de GI is bij de mondelinge behandeling verklaard dat ze de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zich kunnen nemen.
Door [de man] is aangegeven dat hij kan instemmen met de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. [minderjarige] is verlaten door zowel haar moeder als haar vader. Daarom zorgt hij nu voor de kinderen van de moeder. [minderjarige] heeft al veel meegemaakt en lijdt hier zichtbaar onder. Ondanks dat [minderjarige] geen goede band met haar moeder heeft en door haar lang onder (psychische) druk heeft geleefd, ziet hij dat [minderjarige] veel last ervaart nu haar moeder naar het buitenland is vertrokken. Ze heeft zowel psychische als lichamelijke klachten, zoals hoofdpijn en pijn aan haar ogen. Het maakt [de man] niet uit of [minderjarige] bij hem thuis of in de instelling hulp gaat ontvangen. Het belangrijkste vindt hij dat er zo spoedig mogelijk hulp aan [minderjarige] geboden gaat worden. Echter heeft [minderjarige] laten weten niet tevreden te zijn met de situatie bij hem thuis. [de man] heeft een keer meegemaakt dat [minderjarige] stiekem een jongen meenam naar haar slaapkamer. Hij wist niet zo goed hoe hij met die situatie moest omgaan en is boos op haar geworden. [minderjarige] is nou eenmaal een meisje met een moeilijke leeftijd. Tot slot merkt [de man] op dat sinds [minderjarige] bij [het logeerhuis] verblijft, zij nog geen contact met hem heeft opgenomen. Hij heeft daarom contact gehad met een hulpverlener van Pandor, maar ook zij kunnen hem niet vertellen hoe het momenteel met [minderjarige] gaat.

De beoordeling

Internationale aspecten
De rechtbank stelt vast dat de nationaliteit van zowel [minderjarige] als haar moeder, die als enige met het gezag over [minderjarige] is belast, onbekend is. Aldus zitten er internationale aspecten aan deze zaak. De rechtbank heeft die ambtshalve beoordeeld en is tot het oordeel gekomen dat zij naar Nederlands recht bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen.
Ondertoezichtstelling
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
De rechtbank stelt vast dat de moeder mei 2022 met eenhoofdig gezag naar Congo is vertrokken en bewust haar kinderen heeft achtergelaten bij [de man] . [de man] is de vader van [de stiefbroer] van [minderjarige] . De moeder heeft rust nodig en wil daarom haar verantwoordelijkheid als opvoeder niet langer dragen. De moeder is al eerder (maart 2022) naar Congo vertrokken en heeft [minderjarige] toentertijd bij haar toenmalige partner in een onveilige situatie achtergelaten, nu die toenmalige partner bekend was met huiselijk geweld.
Vervolgens is [minderjarige] bij [de man] terecht gekomen. In eerste instantie zag [minderjarige] dat wel zitten. Ze had er geen zorgen over dat er dezelfde situatie zou ontstaan zoals bij moeder, namelijk dat zij veel in het huishouden zo moeten helpen omdat dat in de Afrikaanse cultuur zo hoort. Zij was vertrouwd met [de man] . Uit het verslag van de Raad blijkt dat in juni 2022 de situatie voor [minderjarige] bij [de man] verslechtert. Er zijn signalen dat [de man] schreeuwt, er is geen ruimte voor contact met moeder, ze kan niet op haar kamer slapen vanwege de vliegen en het huishouden komt grotendeels op [minderjarige] neer. [de man] weigert in gesprek te gaan met de hulpverleners over de ontstane situatie, er is geen hulpvraag en hij wil enkel voor praktische zaken hulp.
[minderjarige] wil vooral graag rust. Op 16 augustus 2022 is besloten dat [minderjarige] vrijwillig en met toestemming van moeder wordt geplaatst binnen een residentiele setting.
De biologische vader van [minderjarige] is al enkele jaren geleden naar het buitenland geëmigreerd en [minderjarige] heeft sindsdien geen contact meer met hem.
De Raad heeft in haar rapport opgemerkt zich zorgen te maken. [minderjarige] lijdt onder deze gebeurtenissen. Ze geeft zelf aan onder druk te staan en lijkt zelfs last te hebben van lichamelijke klachten zoals ongecontroleerde bewegingen. Op school is zij erg stil en teruggetrokken. Daarnaast is het zorgelijk dat [minderjarige] nu niet het gevoel heeft gekregen te kunnen vertrouwen op de volwassenen die juist de verantwoordelijkheid voor haar moeten dragen. Hierdoor kan ze haar vertrouwen in volwassenen kwijtraken. Tevens kan het gedrag van de moeder gevoelens van afwijzing bij [minderjarige] veroorzaken en ook haar zelfbeeld en vertrouwen schaden.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, terwijl de noodzakelijke hulpverlening onvoldoende wordt geaccepteerd. De rechtbank acht het aannemelijk dat met de juiste begeleiding partijen weer zelfstandig in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [minderjarige] te dragen.
Door de inzet van de GI kan regievoering plaatsvinden en de benodigde hulpverlening worden ingezet. Daarnaast kan er zicht worden gehouden op de situatie van [minderjarige] en kan de GI haar begeleiden om het contact met haar broers, moeder en [de man] te herstellen. Ook kan de ondertoezichtstelling benut worden om [de man] inzicht te geven in hetgeen [minderjarige] nodig heeft. Tevens kan een ondertoezichtstelling helpend zijn voor de moeder en [de man] zodat zij constructief en gelijkwaardig met elkaar leren te communiceren en samenwerken. De kinderrechter zal daarom [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank merkt op het zeer kwalijk te vinden en zich ernstig zorgen maakt dat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling geen van partijen op de hoogte was van de actuele situatie van [minderjarige] . Er was toentertijd kennelijk geen zicht op haar. Het is van groot van belang dat daar op zeer korte termijn verandering in komt.
De rechtbank gaat er tot slot vanuit dat de GI ervoor zal zorgdragen dat de alinea’s onder het kopje “overwegingen voor [minderjarige] ” bij haar onder de aandacht worden gebracht.
Uithuisplaatsing
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265b lid 2 BW kan deze machtiging eveneens worden verleend op verzoek van de Raad, waarbij de kinderrechter op grond van het derde lid van voornoemd artikel, in afwijking van het tweede lid van artikel 1:265b BW, kan besluiten om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen zonder dat het college van burgemeesters en wethouders een daartoe strekkend besluit heeft genomen, indien het belang van de minderjarige dit vergt.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Naar het oordeel van de rechtbank is een uithuisplaatsing momenteel noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
[minderjarige] verblijft sinds 16 augustus 2022 vrijwillig binnen een residentiële setting, in verband met de oplopende spanningen tussen haar en [de man] . Hoewel de kinderrechter ziet dat [de man] zijn uiterste best doet om de juiste zorg aan [minderjarige] te bieden, is de thuissituatie op dit moment niet langer houdbaar gebleken, temeer omdat [de man] onvoldoende hulpverlening toelaat en geen opvoedondersteuning wenst.
Naar de kinderrechter heeft begrepen sluit een residentiële setting nu het meest aan bij de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige] en dit biedt haar voor nu de gewenste en noodzakelijke rust en stabiliteit. Daardoor kan zij zich gaan concentreren op haar eigen ontwikkeling.
Een uithuisplaatsing is op dit moment dan ook noodzakelijk en het meest in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . [minderjarige] moet in haar ontwikkeling worden gesteund, gestimuleerd en begeleid, in een veilige en gestructureerde omgeving, waarbinnen continuïteit, stabiliteit en voorspelbaarheid zijn gewaarborgd.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlenen voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek, om zicht te kunnen houden op het verloop van de plaatsing van [minderjarige] bij de residentiële instelling en de ontwikkeling van [minderjarige] aldaar.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor afloop van de maatregelen, te weten op 13 december 2022, schriftelijk verslag uit te brengen over het verloop van de maatregelen en de hulpverlening en haar standpunt te geven ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige] .
Overweging voor [minderjarige]
Beste [minderjarige] ,
Ik heb veel gelezen over jou. Er is door de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om je “onder toezicht te stellen”. Dat betekent dat je ontwikkeling in de gaten wordt gehouden en dat ervoor wordt gezorgd dat je op een fijne manier volwassen kan worden. Ik heb besloten dat je onder toezicht wordt gesteld. Ik heb gehoord op de zitting en ik heb ook gelezen dat er al veel is gebeurd in jouw leven. Het is nu belangrijk dat jij je volledig kan gaan concentreren op je eigen leven, school, hobby’s, sport of vriendschappen.
Daarnaast heb ik besloten dat je “uit huis wordt geplaatst”. De Raad heeft dat verzocht omdat je momenteel ergens anders woont dan bij je moeder, terwijl zij als enige het gezag over jou heeft.
Ik heb je uitgenodigd om aan mij te komen vertellen wat jij ervan vindt. Je was er niet. Ik hoop dat je er een volgende keer wel zal zijn. Dat helpt mij om een goede beslissing te nemen.
De kinderrechter.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 23 september 2022 en tot 23 september 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een residentiële instelling, met ingang van 23 september 2022 en tot 23 december 2022;
verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot
dinsdag 13 december 2022 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, waarbij de GI wordt verzocht daarbij tevens aan te geven of zij het resterende deel van haar verzoek omtrent de machtiging tot uithuisplaatsing handhaaft;
houdt iedere verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022 door mr. M. Voorn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Haard, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.