ECLI:NL:RBZWB:2022:605

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10251
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake vernietiging van foto’s en schadevergoeding door gemeente Breda

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Breda, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Het college had in een primair besluit van 15 mei 2020 meegedeeld dat de foto’s van de woning van eiser, gemaakt door een taxateur in 2012, al waren vernietigd en had het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond in een bestreden besluit van 24 november 2020. Eiser stelde dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld door de foto’s te maken en te gebruiken voor de waardebepaling van zijn woning in 2019, en eiste een schadevergoeding van € 1.000,- wegens schending van zijn privacy en huisrecht.

De rechtbank heeft op 4 februari 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had, omdat de foto’s inmiddels waren vernietigd en de gemeente niet meer over deze gegevens beschikte. Eiser had ook een schadevergoeding van € 500,- ontvangen van de Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB) voor dezelfde inbreuk op zijn privacy, waardoor er geen grond was voor het college om nogmaals schadevergoeding te vergoeden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat er geen reëel belang meer bestond bij de beoordeling van het bestreden besluit. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10251 AVG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 mei 2020 (primaire besluit) heeft het college aan eiser medegedeeld dat de foto’s die van zijn woning zijn gemaakt, al zijn vernietigd en het verzoek van eiser om schadevergoeding afgewezen.
In het besluit van 24 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 november 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser en [naam vertegenwoordiger college] namens het college.
De uitspraaktermijn is met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Op 26 april 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend om alle foto’s, in welke vorm dan ook, van de woning van eiser te vernietigen die op 21 september 2012 zijn gemaakt door een taxateur in het kader van zijn bezwaarschrift tegen de vaststelling van de WOZ-waarde van die woning. Daarnaast heeft eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend. Eiser heeft verzocht om hem een bedrag van € 1.000,- toe te kennen vanwege de schending van privacy en huisrecht.
Bij het primaire besluit heeft het college aan eiser medegedeeld dat de op 21 september 2012 door de taxateur gemaakte foto’s in en rond de woning van eiser al zijn vernietigd. De bevoegdheden voor het uitvoeren van de werkzaamheden in het kader van de Wet onroerende zaken (WOZ) zijn per 1 mei 2019 aan de Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB) overgedragen. De betrokken medewerkers zijn per 11 februari 2019 verhuisd en de taxatie-, bezwaar- en beroepswerkzaamheden inzake de WOZ zijn feitelijk reeds per die datum aan de BWB overgedragen. Het verzoek van eiser om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Tegen dit besluit heeft eiser op 15 juni 2020 een bezwaarschrift ingediend. Hij stelt dat de gemeente wel verantwoordelijk was, aangezien de waardepeildatum 1 januari 2019 is en het besluit dat eiser bestrijdt, genomen is door de gemeente Breda en dateert van vóór
11 februari 2020, namelijk 16 januari 2019. Verder meent eiser dat de foto’s uit 2012 niet gebruikt hadden mogen worden voor een waardebepaling in 2019. Op 19 augustus 2020 heeft eiser aanvullende bezwaargronden ingediend.
Op 1 september 2020 heeft een hoorzitting bij de adviescommissie voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) plaatsgevonden. Deze commissie heeft op 18 november 2020 advies uitgebracht.
Het college heeft in het bestreden besluit verwezen naar dit advies.
Geschil
2. In geschil is de vraag of het college het verzoek van eiser om vernietiging van foto’s, die gemaakt zijn in en rondom zijn woning, en het verzoek tot schadevergoeding terecht niet heeft gehonoreerd.
Standpunten van partijen
3.1
Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens eiser is de besluitvormingsprocedure niet zorgvuldig uitgevoerd. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat het maken van de foto’s in 2012 en het delen van de foto’s in een op 2012 volgend jaar, onrechtmatig is. Op de foto’s zijn personen, persoonsgegevens en persoonlijke eigendommen te zien, waardoor de foto’s herleidbaar zijn tot eiser. Het advies van de commissie is inhoudelijk onjuist. Als het college op het moment van eisers verzoek tot vernietiging van de foto’s, niet meer over de foto’s beschikte, kan de commissie niet beoordelen of er persoonsgegevens op de foto’s staan.
Verder stelt eiser zich op het standpunt dat het maken van de foto’s onrechtmatig is, zelfs nu hij hiervoor toestemming heeft gegeven, omdat hij onjuist en onvolledig is geïnformeerd. Hij wist immers niet dat de foto’s jarenlang zouden worden bewaard en hergebruikt. Zijn toestemming heeft uitsluitend betrekking op de vaststelling van de WOZ-waarde over 2012. Het is eiser nog steeds niet duidelijk of de gemeente nog over de foto’s beschikt. De foto’s zijn gebruikt voor de waardebepaling over het peiljaar 2018, aangezien ze onderdeel uitmaken van het taxatierapport dat voor dat doel is opgemaakt. Eiser is verder van mening dat hij de door hem geleden immateriële schade voldoende heeft onderbouwd. Hij is ‘op andere wijze in zijn persoon aangetast’, in de zin van artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Zijn privacy is geschonden en er is een inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Gezien de omstandigheden acht hij een vergoeding van € 1.000,- billijk.
3.2
Het college geeft aan dat eiser hetzelfde verzoek tot vernietiging van de foto’s heeft ingediend bij de BWB en dat de BWB inmiddels aan dat verzoek tegemoetgekomen is, zoals ook op 2 maart 2021 aan eiser kenbaar is gemaakt. Daarnaast heeft eiser van de BWB een financiële compensatie ontvangen. De foto’s waren ten tijde van het primaire besluit bij de gemeente al niet meer aanwezig, zodat het verzoek van eiser terecht is afgewezen. Het college is van mening dat eiser niet (meer) rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.
Het college stelt zich verder op het standpunt dat geen sprake is van strijd met de privacywetgeving c.q. onrechtmatig handelen door het college. Er is ook geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding op grond van de AVG en eiser heeft geen aantoonbare financiële en/of immateriële schade geleden.
Beoordeling door de rechtbank
Procesbelang met betrekking tot vernietiging gegevens
4.1
Vaststaat dat eiser belanghebbende is bij het bestreden besluit in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Het bestreden besluit is immers aan hem gericht en heeft betrekking op zijn verzoek. De vraag of eiser belanghebbende is bij een besluit is een andere vraag dan of eiser procesbelang heeft. Aan een inhoudelijke beoordeling van een besluit en de gronden daartegen kan pas toegekomen worden als er sprake is van een voldoende procesbelang. Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het betreft niet de vraag óf eiser gelijk heeft, het gaat erom of hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat zou hebben. Reëel belang vereist dat er nog sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang. De vraag of nog belang bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van een besluit dient te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die uiterlijk ter zitting bekend zijn geworden.
Dit betekent dat in deze zaak de rechtbank het belang van eiser moet beoordelen met inachtneming van de datum 18 november 2021.
4.2
De rechtbank overweegt dat aan de hand van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken genoegzaam is komen vast te staan dat de betreffende foto’s inmiddels zijn vernietigd. Alle werkzaamheden met betrekking tot de WOZ-vaststellingen en alle bijbehorende dossiers zijn op 1 mei 2019 aan de BWB overgedragen. Het overzetten van de digitale waardegegevens naar een nieuwe applicatie van de BWB is een langdurig proces geweest dat al veel eerder in gang is gezet. Dit systeem is op 11 februari 2019 in werking getreden. Om te voorkomen dat gegevens verloren zouden gaan is de WOZ-applicatie van de gemeente pas op 17 januari 2020 uitgezet. De gemeente beschikte dus vanaf 1 mei 2019, maar in ieder geval vanaf 17 januari 2020, niet meer over de betreffende foto’s.
Daarnaast wordt in diverse stukken, waaronder in de door eiser overgelegde brief van de BWB van 9 maart 2021, aangegeven dat de foto’s door de BWB inmiddels (ook) zijn vernietigd.
De rechtbank stelt vast dat noch de BWB, noch de gemeente, beschikt over de foto’s. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser met deze procedure op dit punt niets bereiken. Op grond hiervan is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen procesbelang meer.
Procesbelang op grond van schadevergoeding
5.1
Het belang van eiser bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan ook gelegen zijn in het verkrijgen van schadevergoeding. Voor het aannemen van procesbelang op grond van geleden schade moet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt worden dat eiser schade heeft geleden als gevolg van het bestreden besluit.
5.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft eenieder die materiële of immateriële schade heeft geleden ten gevolge van een inbreuk op deze verordening, het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen voor de geleden schade.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel is elke verwerkingsverantwoordelijke die bij verwerking is betrokken, aansprakelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door verwerking die inbreuk maakt op deze verordening. Een verwerker is slechts aansprakelijk voor de schade die door verwerking is veroorzaakt wanneer bij de verwerking niet is voldaan aan de specifiek tot verwerkers gerichte verplichtingen van deze verordening of buiten dan wel in strijd met de rechtmatige instructies van de verwerkingsverantwoordelijke is gehandeld.
Ingevolge het vierde lid van dat artikel wordt, wanneer meerdere verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers bij dezelfde verwerking betrokken zijn, elke verwerkingsverantwoordelijke of verwerker voor de gehele schade aansprakelijk gehouden teneinde te garanderen dat de betrokkene daadwerkelijk wordt vergoed.
Ingevolge het vijfde lid van dat artikel kan, wanneer een verwerkingsverantwoordelijke of verwerker de schade overeenkomstig lid 4 geheel heeft vergoed, deze verwerkingsverantwoordelijke of verwerker op andere verwerkingsverantwoordelijken of verwerkers die bij de verwerking waren betrokken, het deel van de schadevergoeding verhalen dat overeenkomt met hun deel van de aansprakelijkheid voor de schade, overeenkomstig de in lid 2 gestelde voorwaarden.
5.3
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 82, vierde en vijfde lid, van de AVG het college en de BWB elk voor de volledige schade ten gevolge van dezelfde gegevensverwerking aansprakelijk kunnen worden gehouden. Zij zijn daarbij hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat indien een van hen de (hele) schade heeft vergoed, de ander de schade niet (nogmaals) hoeft te vergoeden.
Eiser heeft (ook) de BWB aansprakelijk gesteld voor de immateriële schade die hij heeft geleden als gevolg van de gemaakte inbreuk op zijn privacy, het gestelde (her)gebruik van de in 2012 gemaakte foto’s. Ook in deze zaak gaat het hierover.
Uit de brief van de BWB van 2 maart 2021 blijkt dat de BWB aan eiser inmiddels een vergoeding voortvloeiende uit immateriële schade is toegekend tot een bedrag van € 500,-. Eiser heeft met dit bedrag ingestemd en op de zitting heeft eiser verklaard dat het bedrag inmiddels aan hem is uitgekeerd. Nu de BWB aansprakelijk is gesteld uit hoofde van dezelfde gegevensverwerking en vervolgens de schade heeft vergoed, hoeft het college voor dezelfde schadeveroorzakende handeling niet (nogmaals) de schade te vergoeden. Ook op dit punt kan naar het oordeel van de rechtbank geen procesbelang worden aangenomen.
Conclusie
6.1
Nu eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.2
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.