ECLI:NL:RBZWB:2022:6030
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in handhavingstraject dwangsom
Op 18 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een inwoner van de gemeente Altena, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin hem een last onder dwangsom was opgelegd op 3 juni 2022. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat er spoedeisend belang was bij zijn verzoek.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang meer bestond bij het verzoek. In een brief van 22 augustus 2022 had het college aan verzoeker medegedeeld dat de overtredingen inmiddels waren gelegaliseerd en dat het handhavingstraject was beëindigd. Hierdoor was de situatie zodanig veranderd dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet langer gerechtvaardigd was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.