Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een klager die in beroep ging tegen de inbeslagname van zijn personenauto, een Citroën C4 Picasso. De inbeslagname vond plaats op 9 april 2021, naar aanleiding van vermoedens dat er een verborgen ruimte in het voertuig aanwezig was. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M. Mesoudi, stelde dat hij niet op de hoogte was van deze verborgen ruimte en dat hij nooit een rapport van de Douane had ontvangen dat de auto als vervoermiddel in de zin van de Algemene Douanewet kon worden aangemerkt.
De officier van justitie, mr. J. Castelein, stelde echter dat het beslag op de auto was geëindigd omdat het voertuig op machtiging van de officier van justitie was vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat het beslag op de auto reeds was geëindigd door de vernietiging. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift, omdat er geen mogelijkheid was om tegen de vernietiging van het voertuig in beroep te gaan. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de argumenten van zowel de klager als de officier van justitie in overweging nam.
De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de rechtbank om klaagschriften te behandelen en de voorwaarden waaronder beslag kan eindigen. De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden van de zaak, het niet wenselijk was dat het voertuig in zijn huidige staat teruggebracht werd in het maatschappelijke verkeer. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffiers mr. M.A.E. de Kroon en mr. M. van Grinsven.