ECLI:NL:RBZWB:2022:5990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
02/122785-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot het maken van naaktopnames en bezit van kinderporno

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die een minderjarig meisje heeft gedwongen om naaktopnames te maken. De verdachte dreigde met het openbaar maken van eerder gemaakte naaktopnames, wat leidde tot de beschuldigingen van bedreiging en het in bezit hebben van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2019 in Roosendaal een gegevensdrager met afbeeldingen in bezit had, waarop seksuele gedragingen zichtbaar waren van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 20 juni 2019 tot en met 27 juni 2019 afbeeldingen vervaardigd en in bezit gehad van het minderjarige slachtoffer, die ook betrokken was bij de seksuele gedragingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en heeft een taakstraf van 240 uur opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan immateriële schade aan het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-122785-21
vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 september 2022, waarbij de officier van justitie mr. E. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1kinderporno in zijn bezit heeft gehad;
feit 2kinderporno vervaardigd heeft;
feit 3de minderjarige [slachtoffer] gedwongen heeft naaktfoto’s en naaktfilmpjes van zichzelf naar hem te sturen onder dreiging van het openbaar maken van eerder door [slachtoffer] naar hem gestuurde naaktfoto’s of filmpjes.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, op het proces-verbaal van bevindingen over aangetroffen kinderporno en op de verklaring van de moeder van [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde feiten. Verdachte kan worden beschouwd als een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering (Sv).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte over alle tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv en acht de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 30 september 2022;
- het proces-verbaal kinderpornografie, pagina 25 tot en met 28 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRBC19116;
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, pagina 93 tot en met 99 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRBC19116;
- het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon verdachte, pagina 104 tot en met 106 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRBC19116;
- het proces-verbaal contact met [slachtoffer] en haar moeder, pagina 64 en 65 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRBC19116.
De bewijsmiddelen worden gebezigd voor het feit/de feiten waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 27 november 2019 te Roosendaal een gegevensdrager bevattende afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
-het oraal en vaginaal penetreren met de penis en mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en
-het oraal penetreren van het lichaam van een persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt met de penis;
[bestandsnaam 1]
[bestandsnaam 2]
en
het betasten en aanraken van de geslachtsdelen en borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand en de mond/tong en
-het betasten en aanraken van de geslachtsdelen en borsten van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand;
[bestandsnaam 3]
[bestandsnaam 4]
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij zijn/haar leeftijd past en waarbij deze persoon zich vervolgens in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en waarna door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose en de wijze van kleden van deze persoon en de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel, de borsten en billen van deze persoon in beeld wordt gebracht waarbij de afbeelding telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
[bestandsnaam 7]
[bestandsnaam 8]
[bestandsnaam 9]
[bestandsnaam 10]
[bestandsnaam 11]
[bestandsnaam 12]
[bestandsnaam 13]
[bestandsnaam 14]
[bestandsnaam 15]
[bestandsnaam 16]
[bestandsnaam 17]
[bestandsnaam 18]
[bestandsnaam 19]
en
het spuiten van/zichtbaar maken van sperma op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en het houden van een stijve penis bij/naast het gezicht en lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
[bestandsnaam 20]
[bestandsnaam 21]
[bestandsnaam 22]
[bestandsnaam 23]
[bestandsnaam 24]
2
in de periode van 20 juni 2019 tot en met 27 juni 2019 te Roosendaal afbeeldingen, te weten foto’s van seksuele gedragingen, waarbij [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2005 , die kennelijk
de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, heeft vervaardigd en in bezit gehad en welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door die [slachtoffer] , waarbi de afbeeldingen een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling;
[bestandsnaam 25]
[bestandsnaam 26]
[bestandsnaam 27]
[bestandsnaam 28]
[bestandsnaam 29]
[bestandsnaam 30]
[bestandsnaam 31]
[bestandsnaam 32]
[bestandsnaam 33]
3
in de periode van 20 juni 2019 tot en met 27 juni 2019 in de gemeente Roosendaal [slachtoffer] (geboren op [geboortedag slachtoffer] ), door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, immers heeft verdachte die [slachtoffer] via chatgesprekken meermalen verzocht één of meerdere (naakt)foto’s op te sturen en/of naakt(filmpjes)/beelden via Snapchat te sturen en daarbij gedreigd dat hij naaktfoto‘s en filmpjes van die [slachtoffer] openbaar zou maken, onder meer door haar het volgende bericht te sturen “But I do, So do it, Otherwise bye pics en vids, Or do you want me to exposure your pics an vids”.
Door een kennelijke omissie in de tenlastelegging zijn in de een na laatste regel van feit 3 de woorden “zou maken” weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissie. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst erop dat het aantal aangetroffen kinderpornoafbeeldingen minimaal is op het totaal van ruim 123.000 afbeeldingen op de telefoon van verdachte. Hij heeft daarvoor meteen zijn verantwoordelijkheid genomen en dat geldt ook voor het onder druk zetten van [slachtoffer] . Hij heeft zich in de tussentijd vrijwillig laten behandelen voor zijn autismespectrumstoornis, ADHD en depressieve klachten. Een gevangenisstraf kan een negatieve uitwerking hebben op de mentale gezondheid van verdachte, die bovendien jonger dan 23 jaar was ten tijde van de feiten. Het verzoek is om verdachte te straffen volgens het adolescentenstrafrecht en rekening te houden met zijn psychische kwetsbaarheid. Daarnaast dient in zijn voordeel meegewogen te worden dat de redelijke termijn met bijna één jaar is overschreden wanneer wordt uitgegaan van de huiszoeking op 27 november 2019. Tot slot is er volgens de verdediging sprake van ééndaadse samenloop tussen feit 2 en 3. Het verzoek is om een werkstraf op te leggen, waarbij een deel eventueel voorwaardelijk kan worden opgelegd. De verdediging denkt aan een werkstraf van 180 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte. In het bijzonder heeft de rechtbank daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft in juni 2020 via Snapchat contact gelegd met het toen dertienjarige slachtoffer van feit 3. Hij heeft daarbij op 20 juni 2020 ongevraagd en ongemerkt opnames gemaakt toen zij naakt poseerde en die opnames daarna gebruikt om haar te dwingen nog meer naaktopnames naar hem te sturen. Als zij dat niet deed, zou hij de eerste opnames openbaar maken. Het ongemerkt vervaardigen van deze kinderporno is feit 2.
Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Hoewel niet is gebleken dat de opnamen van het slachtoffer daadwerkelijk zijn verspreid, neemt dat niet weg dat het slachtoffer lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd of de opnamen door verdachte zijn gedeeld. Bovendien leert de ervaring dat een slachtoffer van dergelijke feiten nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur ondervindt. Ook het slachtoffer in deze zaak heeft als gevolg van het handelen van verdachte last van stress, angst en slaapproblemen.
Daarnaast had verdachte nog 46 afbeeldingen van kinderpornografisch materiaal op zijn telefoon aanwezig toen deze op 27 november 2019 in beslag is genomen. Elk van deze afbeeldingen betreft misbruik van minderjarigen. Door deze afbeeldingen in bezit te hebben draagt verdachte bij aan instandhouding van productie van dergelijk materiaal. Daarnaast wordt elke keer dat deze afbeeldingen worden bekeken de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers op de afbeeldingen aangetast. De opnames van het slachtoffer van feit 3 maken onderdeel uit van de afbeeldingen van feit 1.
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) heeft oriëntatiepunten voor de straftoemeting vastgesteld. Voor bezit van kinderporno geven deze als oriëntatiepunt een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan een kort gedeelte onvoorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Voor de straftoemeting in deze zaak neemt de rechtbank dat oriëntatiepunt als uitgangspunt.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank vervolgens in het voordeel van verdachte rekening met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 2 september 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met wat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en het reclasseringsrapport van 2 september 2022. Verdachte heeft zowel bij de politie als op zitting openheid van zaken gegeven. Verdachte heeft door zijn antwoorden op zitting laten blijken zich ervan bewust te zijn dat zijn gedrag niet goed is geweest. Ook heeft verdachte vrijwillig hulp gezocht na de delicten en is hij onder behandeling geweest bij een psycholoog
Andere omstandigheden
Verder houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het relatief geringe aantal kinderpornoafbeeldingen dat verdachte in bezit heeft gehad.
De rechtbank houdt tot slot in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop en de omstandigheid dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, zoals genoemd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uitgangspunt is dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. Bij verdachte is in november 2019 de uitlevering van gegevensdragers gevorderd en hij heeft toen een korte verklaring afgelegd. Het vonnis wordt in oktober 2022 gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met bijna een jaar overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan verdachte, zal de rechtbank dit compenseren in de strafmaat.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren passend. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet met een taakstraf volstaan kan worden. Met name vanwege de op het slachtoffer uitgeoefende dwang zoals onder feit 3 bewezen is verklaard, past bij deze feiten ook een gevangenisstraf. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen worden volstaan. Bij schending van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht laat de wet echter het opleggen van een taakstraf met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf niet toe. Hoewel ook de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte - onwenselijk en ondoelmatig vindt, biedt de wet geen ruimte om daarvan af te wijken. Daarom zal de rechtbank ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen.
De rechtbank zal een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan geëist door de officier van justitie. Verdachte is inmiddels behandeld voor zijn problematiek en leidt een normaal leven met een verloofde, een baan en een eigen woning. De rechtbank is daarom van oordeel dat van één maand voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende afschrikwekkende werking uitgaat en dat deze voorwaardelijke straf voor verdachte een steuntje in de rug zal zijn om op de nu ingeslagen weg door te gaan.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2005 , vordert een schadevergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade voor de feiten 2 en 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de immateriële schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan nu de omvang van de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 56, 57, 240b en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 2:Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen/in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 3:Een ander door bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2005 , van € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 juni 2019 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 2 en 3),
2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 juni 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
35 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 oktober 2022.