ECLI:NL:RBZWB:2022:5970
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing
Op 14 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 27 juni 2022, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 30 maart 2022, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep niet tijdig was ingediend. De opposant heeft verzet aangetekend en stelde dat hij het beroepschrift op 11 mei 2022 had afgegeven bij een PostNL punt, maar de rechtbank constateerde dat het beroepschrift pas op 13 mei 2022 was ontvangen, wat buiten de termijn viel.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzetrechter oordeelde dat de opposant niet aannemelijk had gemaakt dat hij het beroepschrift tijdig ter post had bezorgd, aangezien het beroepschrift zelf gedateerd was op 12 mei 2022. De verzetrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond.
Ten aanzien van het griffierecht merkte de verzetrechter op dat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht wordt geheven van de indiener van een beroepschrift, ongeacht de uitkomst van de procedure. Er werd geen vergoeding van het griffierecht toegekend en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.