ECLI:NL:RBZWB:2022:597

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring tenaamstelling voertuig na samenstelling uit donorvoertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van de RDW. De eiser, eigenaar van een personenauto, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de RDW om de tenaamstelling van zijn voertuig per 25 mei 2020 te vervallen. Dit besluit was genomen omdat de RDW had vastgesteld dat het voertuig een samengesteld voertuig was, waarbij de identiteit niet kon worden vastgesteld aan de hand van het kentekenbewijs dat de eiser had overgelegd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder het gebruik van een donorvoertuig voor de reparatie van de auto van de eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat het achterste deel van het voertuig, dat afkomstig was van het donorvoertuig, het grootste deel van de carrosserie uitmaakte en dat dit bepalend was voor de identiteit van het voertuig. De rechtbank oordeelde dat de RDW in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de tenaamstelling van het voertuig vervallen moest worden verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10163 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. H.J.G. Dudink,
en

de directie van de RDW, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 25 mei 2020 (primaire besluit) heeft de RDW aan eiser laten weten dat de tenaamstelling van het voertuig met het kenteken [kenteken] per 25 mei 2020 vervallen is verklaard.
In het besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft de RDW het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 november 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, mr. J. Choufoer-van der Wel namens de RDW en [naam technisch medewerker specialist RDW] als technisch medewerker specialist werkzaam bij de RDW.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser is eigenaar van de personenauto met kenteken [kenteken] . Om schade aan deze auto te herstellen, heeft eiser gebruik gemaakt van een donorvoertuig. Het gerepareerde voertuig heeft hij op 15 januari 2020 aangeboden voor een schadekeuring bij keuringsstation [plaatsnaam 2] .
Omdat geconstateerd is dat het een samengesteld voertuig betreft is door een deskundige nader onderzoek gedaan naar de identiteit van het voertuig. Uit het inspectierapport blijkt dat bij het achterste deel van het voertuig het VIN-nummer (voertuigidentificatienummer) [VIN-nummer] hoort. Dit nummer is afkomstig van een in Engeland geregistreerde auto met kenteken [kenteken 2] . In het voorste deel van het voertuig is visueel achter de voorruit het VIN-nummer [VIN-nummer 2] aangetroffen. Dit nummer staat op het kentekenbewijs van eiser. De deskundige heeft vastgesteld dat het achterste deel van de carrosserie het grootst is en dat dit de identiteit van het voertuig dient te zijn. Daarom kon niet worden vastgesteld dat het kentekenbewijs dat eiser voor het kenteken [kenteken] heeft laten zien, bij het voertuig hoort.
Bij het primaire besluit is de tenaamstelling van het voertuig met kenteken [kenteken] per
25 mei 2020 vervallen verklaard, omdat niet vastgesteld kan worden dat het kentekenbewijs bij het voertuig hoort en eiser in dat geval volgens de wet geen houder, bezitter of eigenaar van dat voertuig is.

Tegen dit besluit heeft eiser op 6 juli 2020 een bezwaarschrift ingediend.Op 17 augustus 2020 heeft eiser de bezwaargronden aangevuld.

Op 2 september 2020 heeft een (telefonische) hoorzitting plaatsgevonden. Daarna is het bestreden besluit genomen.
Geschil
2. In geschil is of de RDW de tenaamstelling van het voertuig in redelijkheid vervallen heeft kunnen verklaren. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag welk deel van een samengesteld voertuig bepalend is voor de identiteit ervan.
Standpunten van partijen
3.1
Eiser voert aan dat de achterzijde (afkomstig van het donorvoertuig) niet groter is dan de originele voorkant van de auto, omdat de voorkant tevens de aandrijflijn herbergt en daarbij alle overige onderdelen zijn blijven zitten zoals de vier deuren en het interieur. Het is duidelijk dat de auto is gerepareerd. Het lijkt erop of eiser wordt beschuldigd van diefstal, maar de VIN-nummers van de gerepareerde auto en van de donorauto zijn netjes aangeleverd, net als foto’s van de reparatie, de rekeningen en de herkomst van de gebruikte autodelen. Er bestaat dus geen twijfel over de identiteit van de auto. Hergebruik en het nut en de noodzaak van demontagebedrijven worden met het bestreden besluit ondergraven.
3.2
De RDW stelt zich op het standpunt dat sprake is van een samengesteld voertuig met een volledig zelfdragende carrosserie en aandrijflijn. Het voertuig is gerepareerd met de carrosserie van een voertuig met een ander VIN-nummer en dat heeft gevolgen voor de identiteit van het gerepareerde voertuig. Het carrosseriedeel dat ten minste voor de helft deel uitmaakt van de gehele carrosserie, is bepalend voor de vaststelling van het VIN-nummer. In dit geval maakt het achterste deel van het voertuig het grootste deel van de gehele carrosserie uit. Dit betreft het achterste deel met dak van het donorvoertuig met VIN-nummer [VIN-nummer] . Omdat eiser geen kentekenbewijs met dit VIN-nummer heeft overgelegd, kan niet worden vastgesteld dat dit kentekenbewijs hoort bij het onderzochte voertuig.
Wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 1, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een voertuig voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 beschouwd als eigenaar of houder van dat voertuig.
Ingevolge artikel 51a, derde lid, onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard in andere dan de in artikel 51a, derde lid, onder a tot met e, bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen gevallen.
Ingevolge artikel 40b, vierde lid, sub a, van het Kentekenreglement kan verweerder een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar oordeel van verweerder blijkt dat degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven, opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van Bijlage 1, Regeling voertuigen wordt verstaan onder: hoofdonderdelen van een voertuig voorzien van een volledig zelfdragende carrosserie: carrosserie en aandrijflijn.
Onder een samengesteld voertuig wordt verstaan: voertuig waarvan één of meerdere hoofdonderdelen afkomstig zijn van twee of meer voertuigen, dan wel waarvan niet vastgesteld kan worden dat de hoofdonderdelen afzonderlijk tot één voertuigidentificatienummer zijn te herleiden.
Ingevolge artikel 6 van Bijlage 1, Regeling voertuigen, kan de Dienst Wegverkeer een nader onderzoek instellen, indien twijfel bestaat over de juistheid van het voertuigidentificatienummer (..).
Artikel 8 van Bijlage 1, Regeling voertuigen, luidt:
Indien de zelfdragende carrosserie bestaat uit twee of meer carrosseriedelen welke aan elkaar zijn gelast en deze lasnaad bevindt zich voor ten minste 75% over de breedte van het voertuig tussen de assen van het voertuig, dan moet van de carrosseriedelen een voertuigidentificatienummer kunnen worden vastgesteld. Voor het carrosseriedeel waarin zich geen plaatdeel met het voertuigidentificatienummer bevindt, moet dat voertuigdeel afzonderlijk aan de Dienst Wegverkeer worden overgelegd.
Het carrosseriedeel dat ten minste voor de helft deel uitmaakt van de gehele carrosserie, is bepalend voor de vaststelling van het voertuigidentificatienummer van het voertuig.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
Eiser heeft grote aanpassingen gedaan aan een bestaande personenauto, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een carrosseriedeel van een donorauto. Dit voertuig heeft hij vervolgens ter keuring aangeboden bij de RDW. In dat geval is artikel 8 van Bijlage 1, Regeling voertuigen, van toepassing en niet pas, zoals eiser stelt, als onduidelijkheid bestaat over de identiteit van het voertuig.
5.2
De rechtbank stelt voorop dat de RDW beoordelingsruimte heeft ten aanzien van het vervallen verklaren van de tenaamstelling van een voertuig. In het kader van de uitoefening van die bevoegdheid moet door de RDW een belangenafweging worden gemaakt. De rechtbank dient zich bij de toetsing van die belangenafweging te beperken tot de vraag of daarbij sprake is van zodanige onevenwichtigheid, dat moet worden geoordeeld dat de RDW niet in redelijkheid tot vervallenverklaring van de tenaamstelling heeft kunnen komen.
5.3
Uit het inspectierapport van de RDW betreffende het identiteitsonderzoek aan de personenauto met kenteken [kenteken] blijkt dat het voertuig een samengesteld voertuig is. Er is een lasnaad aangetroffen over de gehele breedte voor de achteras. Er loopt een lasnaad onder de dorpel van de voordeur en een lasnaad bij het schutbord. Dit word door eiser niet betwist. Eiser kan zich niet vinden in de conclusie dat het achterste deel, dat voorzien is van een ander VIN-nummer dan het voorste deel, het grootste deel van de carrosserie uitmaakt, omdat het voorste deel tevens de aandrijflijn en de overige onderdelen, zoals het interieur en de deuren, bevat.
De rechtbank stelt vast dat in de Regeling voertuigen, noch in andere regeling niet is bepaald wat onder ‘carrosserie’ moet worden verstaan. De rechtbank heeft voor de betekenis van dit woord aansluiting gezocht bij de betekenis in het spraakgebruik. Volgens Van Dale omvat de carrosserie: de romp van een auto, zonder de wielen. Op Wikipedia wordt ‘carrosserie’ omschreven als het koetswerk van een motorvoertuig (auto of bus), ruwweg de bovenbouw, oftewel de constructie zonder onderdelen als de motor, de wielen, de aandrijflijn, en het interieur (met name de zitplaatsen).
Uit deze definities leidt de rechtbank af dat het bij de vraag wat deel uitmaakt van de carrosserie gaat om dat deel dat de romp van de auto vormt, waarop en waaraan vervolgens losse onderdelen zoals de door eiser genoemde aandrijflijn, interieur en deuren, worden gemonteerd en vastgemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aandrijflijn en de overige onderdelen zoals de deuren en het interieur, niet bepalend zijn voor de vaststelling welk deel van de carrosserie het grootste deel van de carrosserie uitmaakt en daarmee de identiteit van het voertuig bepaalt.
De deskundige heeft in het inspectierapport vastgesteld dat het achterste deel het grootste deel van de carrosserie uitmaakt. Eiser heeft niet aangetoond dat minder dan 50% van de carrosserie afkomstig is van het donorvoertuig.
Ingevolge artikel 8 van Bijlage 1, Regeling voertuigen, is het grootste deel, in dit geval dus het achterste deel, bepalend voor het VIN-nummer van het voertuig. Deze regeling is duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het VIN-nummer van het achterste deel is [VIN-nummer] . Voor het voertuig met dit VIN-nummer heeft eiser geen kentekenbewijs overgelegd. Het kentekenbewijs dat eiser heeft laten zien, hoorde niet bij het voertuig. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat de RDW in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen de tenaamstelling vervallen te verklaren.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.