ECLI:NL:RBZWB:2022:596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9694
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WW-uitkering wegens niet-beschikbaarheid door ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de weigering van een WW-uitkering. Eiseres, werkzaam als huishoudelijke hulp, had zich op 16 maart 2020 ziekgemeld en haar arbeidscontract werd op 31 maart 2020 ontbonden. Het UWV weigerde haar WW-uitkering met ingang van 31 maart 2020, omdat zij verwijtbaar werkloos zou zijn geworden door het niet aanleveren van een geldige verklaring omtrent het gedrag binnen de gestelde termijn. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de ziekmelding van eiseres en haar communicatie met het UWV. Eiseres stelde dat het UWV onvoldoende onderzoek had gedaan naar haar beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Het UWV daarentegen betoogde dat eiseres haar standpunt onvoldoende had onderbouwd en dat zij op meerdere momenten had aangegeven niet beschikbaar te zijn voor werk vanwege ziekte.

De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te verduidelijken en dat het UWV terecht had geconcludeerd dat eiseres niet beschikbaar was voor arbeid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de consistente communicatie van eiseres over haar ziekmelding en de afwezigheid van bewijs dat zij beschikbaar was voor werk. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9694 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. G. Grijs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 30 april 2020 (primaire besluit) heeft het UWV geweigerd een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) aan eiseres uit te betalen.
In het besluit van 13 november 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 november 2021.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en [naam vertegenwoordiger verweerder] namens het UWV.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes wekend verlengd.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres is op 13 januari 2020 als huishoudelijke hulp bij schoonmaakbedrijf [naam onderneming] in [plaatsnaam] voor bepaalde tijd in dienst getreden.
Met ingang van 16 maart 2020 heeft eiseres zich ziekgemeld.
Het arbeidscontract van eiseres is op 31 maart 2020 ontbonden, omdat eiseres ondanks herhaaldelijk daartoe te zijn verzocht, geen geldige verklaring omtrent het gedrag heeft aangeleverd.
Op 1 april 2020 heeft eiseres met ingang van 31 maart 2020 een WW-uitkering aangevraagd. Op deze datum heeft eiseres telefonisch aan het UWV doorgegeven dat zij zich heeft ziekgemeld en per ongeluk een WW-uitkering heeft aangevraagd. Deze WW-aanvraag wil ze intrekken.
Op 14 april 2020 heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat zij met ingang van 16 maart 2020 geen ZW-uitkering kan krijgen, omdat ze de gevraagde gegevens niet heeft aangeleverd.
Bij besluit van 15 april 2020 heeft het UWV aan eiseres laten weten dat de ZW-uitkering wordt verlaagd met 100% omdat zij zich bij het ontslag heeft neergelegd en er niet alles aan heeft gedaan om haar baan te behouden.
Op 15 april 2020 heeft eiseres met ingang van 31 maart 2020 een WW-aanvraag ingediend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV aan eiseres medegedeeld dat zij met ingang van
31 maart 2020 wel recht heeft op een WW-uitkering, maar dat de uitkering niet wordt uitbetaald, omdat zij verwijtbaar werkloos is geworden. Zij heeft namelijk niet binnen twee maanden na aanvang van het dienstverband een geldige VOG aangeleverd.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 1 mei 2020 bezwaar gemaakt.
Bij het besluit op bezwaar van 21 augustus 2020 is aan eiseres medegedeeld dat zij geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat ze mogelijk recht heeft op loon.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de motivering aangepast in die zin dat eiseres geen recht heeft op een WW-uitkering, omdat zij niet beschikbaar was voor het aanvaarden van arbeid.
Geschil
2. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het UWV terecht geweigerd heeft de WW-uitkering van eiseres met ingang van 31 maart 2020 uit te betalen.
Standpunten van partijen
3.1
Eiseres voert aan dat het UWV nader onderzoek had moeten doen als het van mening was dat eiseres niet duidelijk en eenduidig te kennen heeft gegeven dat zij beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. Eiseres stelt dat het UWV haar onvoldoende gelegenheid heeft gegeven om zich nader uit te laten over de vraag of zij al dan niet beschikbaar was voor het aanvaarden van arbeid.
3.2
Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiseres haar standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien is op 12 november 2020 telefonisch aan de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat de motivering van de beslissing zou worden gewijzigd naar geen recht op WW-uitkering vanwege niet beschikbaarheid wegens ziekte. Eiseres heeft immers op verschillende momenten aangegeven dat zij vanaf 16 maart 2020 door ziekte niet in staat was om te werken en dat zij verwachtte drie maanden of langer te verzuimen. De gemachtigde heeft aangegeven dat het telefoongesprek als hoorzitting kon worden beschouwd. Daarmee is eiseres wel degelijk in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de beschikbaarheid, maar hiervan heeft zij geen gebruik gemaakt.
Wettelijk kader
4. In artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de WW is als een van de voorwaarden voor het recht op WW-uitkering bepaald dat de werknemer beschikbaar is om arbeid te aanvaarden.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
Eisers heeft gesteld dat zij geen gelegenheid heeft gehad om te worden gehoord. De rechtbank overweegt het volgende. Het UWV heeft in de brief van 9 juni 2020 aangekondigd voornemens te zijn de grondslag van de beslissing te wijzigen. Op 12 november 2020 heeft het UWV telefonisch aan de gemachtigde medegedeeld dat de grondslag van de beslissing wordt gewijzigd naar: geen recht op WW-uitkering vanwege niet beschikbaar zijn wegens ziekte. Volgens het UWV heeft de gemachtigde daarop aangegeven dat het telefoongesprek kon worden beschouwd als zijnde een hoorzitting. Dit is door eiseres niet weersproken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om zich uit te laten over de gewijzigde grondslag.
5.2
Het begrip beschikbaar om arbeid te aanvaarden in de zin van artikel 16 van de WW geeft een feitelijke toestand weer waarin de werknemer verkeert. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van van 15 april 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI3129), houdt dit in dat de vraag of een werknemer al dan niet beschikbaar is om arbeid te aanvaarden zal moeten worden beantwoord aan de hand van feiten en omstandigheden van het concrete geval, waaronder ook houding en gedrag van de betrokkene. Indien er geen feiten en omstandigheden zijn aan te wijzen waaruit zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat een werknemer niet beschikbaar is om arbeid te aanvaarden en het uitvoeringsorgaan desondanks op grond van houding en gedrag toch tot een niet beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden concludeert, zal ondubbelzinnig moeten vaststaan dat de betrokken werknemer door houding en gedrag duidelijk heeft doen blijken dat hij of zij zich niet voor arbeid op de arbeidsmarkt beschikbaar stelt.
5.3
Het UWV ontleent de opvatting dat eiseres niet beschikbaar is aan uitspraken die eiseres op meerdere momenten heeft gedaan over haar ziekmelding. Eiseres heeft zich op
16 maart 2020 ziekgemeld. Op 31 maart 2020 heeft zij een ZW-uitkering aangevraagd.
Op 1 april 2020 heeft eiseres een WW-uitkering aangevraagd, maar op dezelfde dag heeft ze telefonisch te kennen gegeven dat ze deze WW-aanvraag wil intrekken, omdat ze ziek is.
Op 2 april 2020 heeft eiseres op een digitale vragenlijst ingevuld dat ze vanaf 16 maart 2020 ziek is en op 15 april 2020 heeft ze opnieuw aangegeven ziek te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres met deze uitlatingen duidelijk en eenduidig te kennen heeft gegeven dat zij zich per 31 maart 2020 niet voor arbeid op de arbeidsmarkt beschikbaar stelde. Het UWV heeft op deze uitlatingen mogen afgaan, omdat het niet om slechts een enkele uitlating ging, maar om meerdere uitlatingen, zowel schriftelijk als telefonisch. Daarnaast biedt het dossier geen aanknopingspunt om aan te nemen dat eiseres iets anders heeft willen verklaren dan dat zij wegens ziekte niet in staat was om te werken. Niet is gebleken van beschikbaarheid doordat zij heeft gesolliciteerd of zich als werkzoekende heeft ingeschreven. Het UWV heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank terecht geweigerd de WW-uitkering per 31 maart 2020 uit te betalen.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 4 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.