ECLI:NL:RBZWB:2022:5931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3262
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoekster, een individu uit [woonplaats], de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken. Verzoekster heeft op 2 juni 2022 verweerder in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig had beslist op haar verzoek van 7 december 2021 om vergoeding van werkelijke schade in het kader van de herstelregeling kinderopvangtoeslag. Na het indienen van een beroep op 29 juni 2022 tegen het uitblijven van een beslissing, heeft verweerder op 6 juli 2022 alsnog een besluit genomen. Verzoekster heeft hierop haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder pas na de wettelijke beslistermijn heeft beslist, verzoekster recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 379,50, rekening houdend met de lichtheid van de zaak en de bijstand door een gemachtigde.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat deze verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3262

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft verweerder op 2 juni 2022 in gebreke gesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van verzoekster van 7 december 2021 om vergoeding van werkelijke schade in het kader van de herstelregeling kinderopvangtoeslag bij de Commissie Werkelijke Schade.
Vervolgens heeft verzoekster op 29 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder.
In het besluit van 6 juli 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek van verzoekster van 7 december 2021.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster. Verweerder heeft namelijk pas op 6 juli 2022 beslist op het verzoek van 7 december 2021. Dit is ruim na de wettelijke beslistermijn uit artikel 49d, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht (wegingsfactor 0,5), gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 12 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.