ECLI:NL:RBZWB:2022:591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
02-190819-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van dumping chemisch afval in oppervlaktewater te Roosendaal

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2022 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het dumpen van chemisch afval, afkomstig van de productie van synthetische drugs, in een oppervlaktewater te Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de beoordeling van het bewijs uitvoerig besproken. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De officier van justitie vorderde vrijspraak, en de verdediging stelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de dumping. De rechtbank heeft deze standpunten overgenomen en geconcludeerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om tot een bewezenverklaring te komen.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 8 februari 2022, door de rechters R.P. Broeders, D. van Kralingen en E.G.F. Vliegenberg, in aanwezigheid van griffier mr. M.R. Tafazzul. De rechters Van Kralingen en Vliegenberg waren niet in de gelegenheid om het vonnis te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/190819-20
vonnis van de meervoudige economische kamer van 8 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
ingeschreven te [adres]
raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte afval afkomstig van de productie van synthetische drugs gedumpt heeft in een oppervlaktewater te Roosendaal.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte degene is geweest die het chemisch afval in een oppervlaktewater te Roosendaal heeft gedumpt. Zij vordert dat verdachte vrijgesproken wordt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte betrokken is bij de tenlastegelegde dumping en dat hij enige wetenschap of opzet had op het dumpen van de tenlastegelegde stoffen in het water.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Verdachte wordt dan ook van dit feit vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. Broeders, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 februari 2022.
Mrs. Van Kralingen en Vliegenberg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
Hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juli 2019 tot en
met 29 juli 2019, te Roosendaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen al dan niet opzettelijk een of meer stoffen, te weten
147 jerrycans met daarin een hoeveelheid destillatieafval bevattende PMK en/of
MDMA, in elk geval een hoeveelheid afvalstoffen te relateren aan MDMA-productie,
in De Nieuwe Vliet, zijnde een oppervlaktewaterlichaam, heeft/hebben gebracht (gedumpt) terwijl daartoe geen strekkende vergunning was verleend door de Minister als
bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet en/of het bestuur van het betrokken
waterschap, en/of daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur, en/of artikel 6.2 van de Waterwet niet van toepassing was;
( art 6.2 lid 1 Waterwet )