ECLI:NL:RBZWB:2022:5827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4105
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV. De rechtbank behandelt de zaak op 14 juli 2022, waarbij partijen niet verschenen. Eiseres had een WIA-uitkering die op 11 januari 2021 beëindigd werd, omdat het UWV haar arbeidsongeschiktheid op 9,03% vaststelde. Eiseres betwist deze beslissing en stelt dat haar beperkingen zijn onderschat. De rechtbank onderzoekt de medische rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV en concludeert dat de beëindiging van de uitkering terecht is. De verzekeringsartsen hebben voldoende onderzoek gedaan naar de medische situatie van eiseres, die onder andere lijdt aan huidklachten en gevolgen van een val. De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om aan de medische beoordeling van het UWV te twijfelen en dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beëindiging van de WIA-uitkering per 11 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4105 WIA

uitspraak van 6 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 10 november 2020 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 11 januari 2021.
Met het bestreden besluit van 19 augustus 2021 is het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2022 op een zitting behandeld. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
11 januari 2021 voor 9,03% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per datum in geding 11 januari 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
4. Eiseres is werkzaam geweest als medewerkster verkoop. Voor dat werk is zij op
5 januari 2015 uitgevallen vanwege huidklachten met blaarvorming (erythema exsudativum multiforme, EEM). In 2019 heeft eiseres als gevolg van een val drie gebroken ribben en een klaplong opgelopen.
Bij besluit van 14 februari 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 19 januari 2017 een WIA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%, omdat er sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden.
Met het primaire besluit heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres met ingang van
11 januari 2021 beëindigd, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft eiseres via de telefoon gesproken en dossieronderzoek verricht. Ook heeft de verzekeringsarts de dochter van eiseres telefonisch gesproken. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met EEM, waardoor zij frequent exacerbaties van ontstoken blaren had en enkele keren werd opgenomen. Dit is de laatste tijd wat beter onder controle omdat eiseres zich in acht neemt. Volgens de verzekeringsarts is er daarom geen sprake meer van een situatie zonder duurzaam benutbare mogelijkheden vanwege sterk wisselende mogelijkheden. Wel is duidelijk dat stress en emoties uitlokkende factoren zijn. In het werk dienen die dan ook vermeden te worden. Om stress te voorkomen ziet de verzekeringsarts voorts aanleiding om beperkingen voor fysiek zware arbeid aan te nemen. Verder heeft eiseres klachten van hoofdpijn en pijn in nek en schouders na een ongeval. Met deze klachten doet eiseres kalm wat dingen in het huishouden. Het dagverhaal is daarmee feitelijk normaal gevuld. Eiseres geeft wel aan dat ze geregeld in de middag rust. De verzekeringsarts ziet geen reden om een urenbeperking aan te nemen. Eiseres heeft geen energetische beperkingen als gevolg van een ernstig ziektebeeld, zij is niet door opname of therapie niet beschikbaar voor arbeid en er is geen reden om preventief een urenbeperking aan te nemen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 september 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting, haar medisch onderzocht en het dossier bestudeerd. Daarnaast heeft hij medische informatie, die in bezwaar is ontvangen, betrokken in zijn onderzoek. De verzekeringsarts b&b rapporteert geen reden te zien om tot een ander oordeel te komen dan de primaire verzekeringsarts. Door de primaire verzekeringsarts is een adequaat beeld geschetst van de problematiek van eiseres en is terecht gesteld dat er geen sprake meer is van een geen duurzaam benutbare mogelijkheden. Er zijn beperkingen en die zijn benoemd in de FML. Eiseres heeft gesteld dat zij meer beperkingen heeft maar dat niet onderbouwd met medische gegevens. Gelet op de gestelde diagnoses zijn beperkingen aan de orde om eiseres niet onnodig zwaar te belasten. De beperkingen die de primaire verzekeringsarts heeft gesteld sluiten aan bij de aard en ernst van de medische problematiek. Bij dit type pathologie is het enerzijds van belang een verslechtering door structurele overbelasting te voorkomen en anderzijds om in beweging te blijven om onderbelasting te voorkomen. De verzekeringsarts b&b stelt dat voor de door eiseres geclaimde urenbeperking geen medische grondslag kan worden gevonden. Bij eiseres zijn er geen energetische tekorten die herleidbaar zijn tot een medisch objectiveerbare oorzaak die een urenbeperking zou rechtvaardigen. Ook is er geen sprake van het niet beschikbaar zijn voor arbeid vanwege een medische behandeling. Tot slot zijn er geen aanwijzingen die erop wijzen dat werkzaamheden tot een verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres zullen leiden en hiermee een urenbeperking op preventieve gronden rechtvaardigen.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar vele fysieke en psychische pijnen, klachten en beperkingen. Eiseres kan nauwelijks de algemene dagelijkse taken verrichten. Zij is dan ook niet in staat om werkzaamheden elders te verrichten. Dit blijkt uit de medische stukken en haar medische voorgeschiedenis. Volgens eiseres zijn haar beperkingen onderschat en haar mogelijkheden overschat. Eiseres verzoekt de rechtbank om een deskundige te raadplegen.
5.3
Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig geweest. De verzekeringsartsen waren op de hoogte van de klachten van eiseres als gevolg van EEM en de ongevallen die zij heeft gehad. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft eiseres gehoord en dossieronderzoek verricht. Ook de verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en eiseres op het spreekuur gezien. Daarnaast heeft hij medische informatie in zijn onderzoek betrokken. Daarmee is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht.
Voor zover eiseres heeft beoogd aan te voeren dat zij volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden, overweegt de rechtbank dat daarvan pas sprake kan zijn, als is voldaan aan de criteria van artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Anders dan bij vorige medische beoordelingen gaan de verzekeringsartsen niet meer uit van een situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden vanwege sterk wisselende mogelijkheden als gevolg van EEM. Blijkens de rapportage van de verzekeringsarts is dat omdat de uitbraken van EEM beter onder controle zijn. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd dat de situatie van geen duurzaam benutbare mogelijkheden/sterk wisselende mogelijkheden in verband met de EEM op datum in geding niet meer aan de orde is. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat eiseres op datum in geding aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden voldoet. Van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden is dan ook geen sprake.
De stelling van eiseres dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen aangenomen, heeft zij in beroep niet onderbouwd met medische stukken. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de klachten en belastbaarheid van eiseres.
Het is de rechtbank niet duidelijk of eiseres ook heeft bedoeld aan te voeren dat een urenbeperking gesteld had moeten worden. Voor zover zij dat heeft beoogd, overweegt de rechtbank dat de verzekeringsartsen afdoende hebben gemotiveerd waarom daarvoor geen medische grondslag is.
De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om een deskundige te raadplegen, zoals eiseres heeft verzocht. Eiseres heeft in beroep geen medische gegevens overgelegd, die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de door de verzekeringsartsen vastgestelde medische beperkingen. Gelet op de beschikbare gegevens heeft de rechtbank ook anderszins geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de beoordeling van het UWV. Voor inschakeling van een onafhankelijke medisch deskundige ziet de rechtbank dan ook geen grond.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in de FML van 10 september 2020 de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: administratief medewerker (Sbc-code 315133), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en wikkelaar (Sbc-code 267053). De arbeidsdeskundige stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vast op 2,3%.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft de door de primaire arbeidsdeskundige geselecteerde functies nogmaals beoordeeld op geschiktheid voor eiseres. Ook de arbeidsdeskundige b&b acht die functies geschikt. Hij ziet echter wel aanleiding voor aanpassing/indexering van het maatmaninkomen. De arbeidsdeskundige b&b stelt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres als gevolg daarvan vast op 9,03%.
6.2
Eiseres heeft in beroep gesteld dat zij niet in staat is om werkzaamheden te verrichten. Dit zou blijken uit de medische stukken en haar medische voorgeschiedenis.
6.3
De rechtbank ziet geen reden om de geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend te achten voor eiseres. De rechtbank acht door de arbeidsdeskundigen in hun rapportages inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 11 januari 2021.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 11 januari 2021.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 6 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: Wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.