In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, die betrekking hebben op de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp. De besluiten, genomen op 29 juli 2022, betroffen een toekenning van € 1.339,00 voor ambulante jeugdhulp en € 199,33 voor persoonlijke verzorging, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 1.538,33 per maand. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen. Echter, op 24 augustus 2022 heeft het college de bestreden besluiten ingetrokken en een verhoogd pgb van € 1.820,00 per maand toegekend aan verzoeker.
Nadat het college aan verzoeker tegemoet was gekomen, heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorzieningen ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college aan verzoeker was tegemoetgekomen en dat dit aanleiding gaf om het college te veroordelen in de proceskosten die verzoeker had gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft tevens bepaald dat het college de door verzoeker betaalde griffierechten van € 100,00 moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.