ECLI:NL:RBZWB:2022:5823

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3948 VV en AWB- 22_3949 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van proceskosten na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, die betrekking hebben op de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp. De besluiten, genomen op 29 juli 2022, betroffen een toekenning van € 1.339,00 voor ambulante jeugdhulp en € 199,33 voor persoonlijke verzorging, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 1.538,33 per maand. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen. Echter, op 24 augustus 2022 heeft het college de bestreden besluiten ingetrokken en een verhoogd pgb van € 1.820,00 per maand toegekend aan verzoeker.

Nadat het college aan verzoeker tegemoet was gekomen, heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorzieningen ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college aan verzoeker was tegemoetgekomen en dat dit aanleiding gaf om het college te veroordelen in de proceskosten die verzoeker had gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft tevens bepaald dat het college de door verzoeker betaalde griffierechten van € 100,00 moet vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/3948 JW VV en BRE 22/3949 JW VV
uitspraak van 7 oktober 2022 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaken tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
wettelijk vertegenwoordiger: [naam vertegenwoordiger] (moeder)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 29 juli 2022 (bestreden besluiten) van het college inzake de toekenning van persoonsgebonden budget (pgb) voor voorzieningen op grond van de Jeugdwet. Ten behoeve van jeugdhulp ambulant is een bedrag van € 1.339,00 toegekend en aan persoonlijke verzorging een bedrag van € 199,33. In totaal is aan eiser een bedrag van € 1.538,33 per maand aan pgb toegekend.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
Bij besluiten van 24 augustus 2022 heeft het college de bestreden besluiten ingetrokken en aan verzoeker € 1.586,00 voor jeugdhulp ambulant en € 234,00 voor persoonlijke verzorging toegekend. Aan verzoeker is in totaal € 1.820,00 per maand aan pgb toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker de verzoeken om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Het college heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de besluiten van 24 augustus 2022 dat het college aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het college te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1).
3. Nu het college aan verzoeker is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om het college tevens te veroordelen tot vergoeding van de door verzoeker betaalde griffierechten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,00;
  • draagt het college op de betaalde griffierechten van in totaal € 100,00 aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 7 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.