Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bedreigen van medewerkers van het Leger des Heils en het vernielen van een ruit bij deze instelling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk de bedreigingen had geuit. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de verdachte zelf niet voldoende overtuigend waren om tot een bewezenverklaring te komen.
Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 9 juni 2022 opzettelijk een ruit van het Leger des Heils had vernield. De officier van justitie had voldoende bewijs gepresenteerd, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte en foto’s van de schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn criminele verleden en de ernst van de feiten. De rechtbank benadrukte dat de verdachte veelvuldig met justitie in aanraking was gekomen en dat er een hoog risico op recidive bestond.
De rechtbank adviseerde bovendien om de ISD-maatregel in een andere setting uit te voeren dan in Vught, en dat de verdachte prompt moest worden aangemeld bij een dubbel diagnose kliniek voor behandeling van zowel verslavings- als psychiatrische problematiek. De beslissing van de rechtbank is genomen in het belang van zowel de verdachte als de maatschappij, om toekomstige strafbare feiten te voorkomen.