ECLI:NL:RBZWB:2022:5810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1827 21_2541
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van besluiten inzake loongerelateerde WGA-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de loongerelateerde WGA-uitkering. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.G.M.J.M. Deijle, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het UWV. Het eerste besluit, genomen op 10 augustus 2020, bepaalde dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres niet zou wijzigen per 1 september 2019, met een arbeidsongeschiktheid van 35,25%. Na bezwaar werd dit besluit op 10 maart 2021 herzien, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45,22%.

Het tweede besluit, genomen op 16 maart 2020, bevestigde dat eiseres recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering tot 14 mei 2020, met een vervolguitkering vanaf 15 mei 2020. Ook dit besluit werd op 10 maart 2021 herzien, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 41,99%. Eiseres trok haar beroep in na een herziening van de besluiten door het UWV op 2 september 2022 en vroeg om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat, gezien de intrekking van het beroep omdat het UWV aan eiseres tegemoet was gekomen, het UWV veroordeeld moest worden in de proceskosten. De rechtbank stelde de kosten voor rechtsbijstand vast op € 759,- en droeg het UWV op om het betaalde griffierecht van € 98,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 6 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/1827 en BRE 21/2541

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.G.M.J.M. Deijle),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.F.C.A.M. Weterings).

Procesverloop

Zaak 21/1827

Met het besluit van 10 augustus 2020 (het primaire besluit I) heeft het UWV beslist dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet wijzigt vanaf 1 september 2019. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 35,25%.
Met het besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf
1 september 2019 bepaald op 45,22%.

Zaak 21/2541

Met het besluit van 16 maart 2020 (het primaire besluit II) heeft het UWV beslist dat eiseres tot en met 14 mei 2020 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. Het UWV geeft in dit besluit tevens aan dat eiseres vanaf 15 mei 2020 in aanmerking komt voor een WGA-vervolguitkering.
Met het besluit van eveneens 10 maart 2021 (het bestreden besluit II) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf 15 mei 2020 bepaald op 41,99%.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Met het besluit van 2 september 2022 heeft het UWV de bestreden besluiten I en II herzien.
Met de brief van 13 september 2022 heeft eiseres het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiseres heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De proceskosten voor de bezwaarprocedure zijn reeds in een eerder stadium vergoed. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat het UWV aan eiseres is tegemoetgekomen. Het UWV heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 759,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank kent 1 punt toe, omdat sprake is van samenhangende zaken waarbij tegen beide bestreden besluiten dezelfde beroepsgronden zijn gericht.
6. Omdat eiseres in beide zaken het griffierecht heeft voldaan en het UWV aan het beroep is tegemoetgekomen, moet verweerder aan eiser tweemaal het griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 98,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.