Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Zaak 21/1827
Zaak 21/2541
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de loongerelateerde WGA-uitkering. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.G.M.J.M. Deijle, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het UWV. Het eerste besluit, genomen op 10 augustus 2020, bepaalde dat de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres niet zou wijzigen per 1 september 2019, met een arbeidsongeschiktheid van 35,25%. Na bezwaar werd dit besluit op 10 maart 2021 herzien, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 45,22%.
Het tweede besluit, genomen op 16 maart 2020, bevestigde dat eiseres recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering tot 14 mei 2020, met een vervolguitkering vanaf 15 mei 2020. Ook dit besluit werd op 10 maart 2021 herzien, waarbij de arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 41,99%. Eiseres trok haar beroep in na een herziening van de besluiten door het UWV op 2 september 2022 en vroeg om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat, gezien de intrekking van het beroep omdat het UWV aan eiseres tegemoet was gekomen, het UWV veroordeeld moest worden in de proceskosten. De rechtbank stelde de kosten voor rechtsbijstand vast op € 759,- en droeg het UWV op om het betaalde griffierecht van € 98,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 6 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.