Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers in beroep gingen tegen een last onder dwangsom die hen was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. De last onder dwangsom was opgelegd vanwege de aanwezigheid van bouwwerken op hun perceel aan de [straatnaam] te [woonplaats], die in strijd waren met het bestemmingsplan. Het college had in een primair besluit van 7 juli 2021 vastgesteld dat er bouwwerken waren geplaatst zonder de vereiste omgevingsvergunning en dat het gebruik van het perceel niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Het bestreden besluit van 10 januari 2022, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard, leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 25 augustus 2022 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, evenals de gemachtigde van het college en de derde-partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een overtreding van het bestemmingsplan, aangezien de bouwwerken niet waren opgericht ten behoeve van de in het bestemmingsplan opgenomen doeleinden. Eisers konden geen geslaagd beroep doen op het overgangsrecht, omdat er geen omgevingsvergunning was verleend voor de bouwwerken en het gebruik van het perceel niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan.
De rechtbank concludeerde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, en de rechtbank droeg het college op het griffierecht aan eisers te vergoeden en veroordeelde het college in de proceskosten van eisers. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 oktober 2022.