ECLI:NL:RBZWB:2022:5744

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
9904980 AZ VERZ 22-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidscontract tussen voetballer en stichting; onregelmatige opzegging en gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster], een gelieerde stichting van V.V. [plaatsnaam], en [verweerder], een voetballer. [verzoekster] heeft [verweerder] verzocht te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 20.000,00 wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst, die op 2 februari 2022 was ondertekend en een looptijd had van twee seizoenen. [verweerder] heeft de overeenkomst op 30 maart 2022 eenzijdig opgezegd, voordat deze daadwerkelijk inging. Hij betwistte de rechtsgeldigheid van de overeenkomst, stellende dat deze niet voldeed aan de KNVB-reglementen en daarom niet geregistreerd kon worden. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet nietig was, maar dat [verweerder] wel een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd was. De kantonrechter matigde de schadevergoeding tot € 5.000,00, omdat het oorspronkelijke bedrag van € 20.000,00 buitensporig werd geacht in het licht van de omstandigheden. De wettelijke rente over dit bedrag is verschuldigd vanaf de datum van de onregelmatige opzegging. De proceskosten werden aan [verweerder] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 9904980 AZ VERZ 22-24
beschikking d.d. 11 oktober 2022
inzake
de stichting
[verzoekster],
gevestigd te [plaatsnaam],
verzoekster inzake het verzoek,
verweerster inzake het tegenverzoek,
verder te noemen: [verzoekster],
gemachtigden mr. R. Zwamborn en mr. M. IJzelenberg
en
[verweerder],
wonende te Vlissingen,
verweerder inzake het verzoek,
verzoeker inzake het tegenverzoek,
verder te noemen: [verweerder],
gemachtigden mr. R. Nobus en mr. A.J. Nieuwenhuijse.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om [verweerder] wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding dan wel boete. Het verzoekschrift is op 30 mei 2022 ter griffie ontvangen.
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift, tevens houdende een exceptie van onbevoegdheid, ingediend.
1.3.
Op 13 september 2022 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Verschenen zijn de heer [A], voorzitter van [verzoekster] en de heer [B], lid van de Technische Commissie (TC) van V.V. [plaatsnaam], bijgestaan door mr. Zwamborn en mr. IJzelenberg, en [verweerder], bijgestaan door mr. Nobus en mr. Nieuwenhuijse.
1.4.
[verzoekster] heeft ter zitting een akte houdende overlegging producties genomen, welke akte voorafgaand aan de zitting, op 2 september 2022 aan de kantonrechter en aan de andere partij is gezonden.
1.5.
Partijen hebben hun standpunten mede aan de hand van de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen toegelicht. [verweerder] heeft bij die gelegenheid een tegenverzoek gedaan. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen door of namens partijen buiten de spreekaantekeningen om naar voren is gebracht.
1.6.
Ter zitting is bepaald dat heden bij beschikking uitspraak zal worden gedaan.
1.7.
De mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden gelijktijdig met de mondelinge behandeling van de door [verzoekster] tegen de heer [C] aanhangig gemaakte zaak (zaaknummer 9904675 AZ VERZ 22-23). Ook in die zaak wordt heden uitspraak gedaan.

2.De feiten

Overeenkomst
2.1.
[verzoekster] behartigt de belangen van (de sponsoren van) de [D], hierna te noemen V.V. [plaatsnaam].
2.2.
[verweerder] heeft in het seizoen 2021-2022 gespeeld bij de voetbalvereniging [E]. Hij is begin 2022 benaderd door [verzoekster] met de vraag of hij de volgende twee seizoenen voor V.V. [plaatsnaam] zou willen spelen.
2.3.
[verzoekster] en [verweerder] hebben op 2 februari 2022 een contract ondertekend. In dit contract met bijlage, hierna te noemen de overeenkomst en de bijlage, is onder meer het volgende opgenomen:
Spelersovereenkomst v.v. [plaatsnaam]
Seizoen 2022-2023
De ondergetekenden:
[verzoekster] [plaatsnaam](…), hierna te noemen “[verzoekster]”,
en:
De heerR. [verweerder], (…), hierna te noemen “de speler”,
(…)
VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN
1. Duur overeenkomst
Deze overeenkomst heeft een looptijd van twee seizoenen en vangt aan op 1 September 2022
2. Aanwezigheid
2.1
Er wordt drie keer per week getraind, waarvan de teammanager een presentielijst bijhoudt.
(…)
5. Vergoeding
5.1
De 15 spelers op het wedstrijdformulier worden uitbetaald conform de afspraken van dit contract.
5.2
Vergoedingen en premies worden in principe op de vierde vrijdag van de maand, volgend Op de maand waarin de betreffende wedstrijden zijn gespeeld via de bank betaald.
(…)
5.4
De bedragen zijn brutobedragen, waarover de [verzoekster]-loonbelasting en ziektekostenpremie afdraagt. Hiervoor moet bij dit contract een ingevuld loonheffingsverklaring en een kopie identiteitsbewijs ingeleverd worden.
(…)
5.6
Alleen voor competitiewedstrijden is de wedstrijd – en overwinningspremie van toepassing.
5.7
Indien een speler langer dan 4 weken geblesseerd is zal er een vergoeding uitgekeerd worden van 25% van de maandelijkse afspraak.
6. Ontbinding
Indien een speler zijn overschrijving naar v.v. [D] vóór de door de KNVB vastgestelde overschrijvingsdatum of vóór de eerste bindende wedstrijd, ongedaan wil maken, of met andere woorden dit contract wil beëindigen, zal de speler een direct opeisbare boete aan [verzoekster] verschuldigd zijn. De vergoeding van € 5.000, - vervalt wanneer de speler naar een Betaalde Voetbal Organisatie vertrekt.
(…)
9. Overige verplichtingen
9.1
Alle selectiespelers (…) dienen bij alle uit- en thuiswedstrijden van de eerste selectie (…) aanwezig te zijn, tenzij hij toestemming heeft van de trainer om afwezig te zijn.
(…)
10. Sociale verplichtingen
(…)
10.4
Het voetbalseizoen loopt 10 maanden vanaf 1 september tot en met 30 juni
(…)
12. Slotbepalingen
12.1
Op deze overeenkomst in Nederlands recht van toepassing.
12.2
In geval van geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst, trachten partijen dit eerst in goed overleg onderling op te lossen. Indien partijen er onderling niet uit komen is slechts de rechtbank Zeeland / West- Brabant locatie Middelburg bevoegd kennis te nemen van dit geschil.
Aldus ondertekend (…)”
“Bijlage I Naam speler: [verweerder]
VERGOEDINGEN:
Standaard Vergoeding per maand(gedurende 10 maanden): € 800 netto
Standaard Vergoeding per overwinning(max. 14 wedstr.): € + € 2000 bruto
per seizoen
Standaard Vergoeding per competitiewedstrijd: € …………………
GEGEVENS SPELER:
Naam speler: [verweerder]
(…)”
2.4.
Op 30 maart 2022 heeft de heer [C] mede namens [verweerder] telefonisch contact opgenomen met de voorzitter van [verzoekster], de heer [A] en meegedeeld dat zij in het seizoen 2022-2023 niet voor V.V. [plaatsnaam] zouden uitkomen, maar voor [E] zouden blijven spelen.
Correspondentie tussen partijen
2.5.
[verzoekster] heeft [verweerder] op 5 april 2022 een brief gestuurd (het als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde exemplaar is gedateerd op 30 mei 2022, maar dat kan niet kloppen; vermoedelijk is dat exemplaar bij het – opnieuw – printen automatisch gedateerd op de datum van die dag), waarin zij hem, onder meer het volgende heeft meegedeeld:
“Helaas hebben wij eerst aan de hand van geruchten en vervolgens uit de media moeten vernemen dat jij niet voornemens bent de op 2 februari 2022 getekende spelersovereenkomst met v.v. [plaatsnaam] na te komen. (…)
Je zult begrijpen dat v.v. [plaatsnaam] zeer teleurgesteld is in deze beslissing. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt en wij vertrouwden op jouw woord om komende twee seizoenen voor v.v. [plaatsnaam] te zullen voetballen.
Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je voor twee verenigingen uitkomt en gelet op je eigen uitlatingen, begrijpen we dat je de overeenkomst met v.v. [plaatsnaam] wilt beëindigen en voor [E] uit blijft komen. Dat betekent dat je op grond van artikel 6 van de spelersovereenkomst een direct opeisbare boete aan [verzoekster] [plaatsnaam] verschuldigd bent van € 5.000,-.
Wij gaan er vanuit dat dit bedrag binnen veertien dagen na ontvangst van deze brief door jou wordt betaald (…). Gebeurt dit niet, dan zullen we onze vordering uit handen moeten geven aan een advocaat. De kosten die daarmee gepaard gaan, komen voor jouw rekening.
(…)”
2.6.
[verweerder] heeft daarop als volgt gereageerd:
“In reactie op uw brief gedateerd 20-04-2022 welke ik per mail op 05-04-2022 al ontving (?) heb ik contact opgenomen met de KNVB.
De overeenkomst blijkt in strijd met de reglementen van de KNVB.
Zo is bijvoorbeeld de arbeidsomvang niet opgenomen. Bovendien is de overeenkomst niet goedgekeurd door de KNVB en niet geregistreerd zoals verplicht vanaf 2022.
Daarmee is er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand gekomen waaraan [verzoekster] [plaatsnaam] rechten kan ontlenen.
Ik zal dan ook niet voldoen aan het verzoek om de boete te betalen.”
2.7.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft bij brief van 9 mei 2022 op de brief van [verweerder] gereageerd. In deze brief is namens [verzoekster], kort gezegd, het standpunt ingenomen dat er sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen en dat [verweerder] op grond van de overeenkomst aan [verzoekster] een boete van € 5.000,00 is verschuldigd, welke boete [verzoekster] op 5 april 2022 schriftelijk heeft opgeëist. [verweerder] is in deze brief gesommeerd om alsnog binnen veertien dagen het boetebedrag van € 5.000,00 te betalen, onder aanzegging van rechtsmaatregelen ingeval betaling zou uitblijven.
2.8.
Bij e-mail van 17 mei 2022 heeft de gemachtigde van [verweerder] de brief van 9 mei 2022 beantwoord met, kortgezegd, de stelling dat er tussen partijen geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen omdat de overeenkomst in strijd is met de reglementen van de KNVB, meer specifiek met het bepaalde in artikel 34 van het Reglement Amateurvoetbal van de KNVB en dat [verweerder] daarom geen boete aan [verzoekster] is verschuldigd.
2.9.
De gemachtigde van [verzoekster] heeft op 25 mei 2022 gereageerd. Daarbij is namens [verzoekster] aanspraak gemaakt op de wettelijke gefixeerde schadevergoeding van € 20.000,00, met de aankondiging dat bij gebreke van een minnelijke regeling bij de rechtbank een verzoekschrift zou worden ingediend.
2.10.
Bij e-mail van 12 september 2022 is namens [verweerder] voorwaardelijk, voor het geval de overeenkomst niet nietig mocht zijn, de vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling ingeroepen.
KNVB
2.11.
V.V. [plaatsnaam] en [verweerder] zijn lid van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, hierna de KNVB, en zijn als zodanig gebonden aan de statuten en reglementen van de KNVB.
2.12.
In artikel 34 van het Reglement Amateurvoetbal van de KNVB, versie februari 2022, hierna het Reglement Amateurvoetbal, is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 34 – Spelerscontract
1.
De overeenkomst tussen een vereniging of een daaraan gelieerde stichting, die door het bestuur amateurvoetbal is erkend en geregistreerd, en een contractspeler moet schriftelijk worden vastgelegd. Het bestuur amateurvoetbal stelt een standaardcontract vast waarvan de inhoud in elk spelerscontract moet worden opgenomen. Het bestuur amateurvoetbal kan op een door een amateurvereniging gemotiveerd verzoek ontheffing verlenen van een of meer bepalingen van dat standaardcontract.
(…)
4. Het contract moet in drievoud worden opgemaakt en getekend. De exemplaren van het contract moeten uiterlijk een week na de ingangsdatum van het contract, of, indien de ingangsdatum van het contract voor de datum van ondertekening van het contract ligt, uiterlijk een week na de datum van ondertekening van het contract, per aangetekende brief door de vereniging aan het secretariaat amateurvoetbal worden gezonden ter registratie door het bestuur amateurvoetbal. (…)
5. Het spelerscontract dient op 30 juni van enig jaar te eindigen, tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
6. Het spelerscontract zal worden geregistreerd indien:
a. aan de bepalingen van de Statuten en reglementen is voldaan en de speler de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt;
b. de speler rechtens bevoegd was een overeenkomst te sluiten met de amateurvereniging of de daaraan gelieerde stichting;
(…)”
2.13.
In het Arbitragereglement van de KNVB, hierna het Arbitragereglement, versie februari 2022, is onder meer bepaald:
Artikel 1 - Toepassingsgebied
1. Met uitsluiting van de burgerlijke rechter, zijn aan arbitrage op de voet van dit reglement onderworpen alle geschillen, indien en voorzover deze samenhangen met de voetbalsport, een en ander in de ruimste zin des woords, tussen:
a. leden van de KNVB onderling;
b. leden van de KNVB en personen, wier lidmaatschap van de KNVB is geëindigd, indien en voorzover het geschil is ontstaan uit een rechtsbetrekking tussen de partijen die bestond voordat dat lidmaatschap eindigde;
c. leden van de KNVB en derden, indien de partijen op enig moment zijn overeengekomen het geschil te onderwerpen aan arbitrage op de voet van dit reglement;
d. leden van de KNVB en omniverenigingen, indien de voetbalafdeling van een omnivereniging bij het geschil is betrokken;
e. leden van de KNVB en intermediairs als bedoeld in het Reglement Intermediairs;
f. intermediairs als bedoeld in het Reglement Intermediairs onderling.
2. (…)
(…)
Artikel 2 – Overeenkomst tot arbitrage
1.
1. Onder de overeenkomst tot arbitrage genoemd in artikel 1 lid 1 onder c van dit reglement wordt mede begrepen een arbitraal beding dat is opgenomen in de partijen bindende statuten of reglementen.
2.
2. De overeenkomst tot arbitrage genoemd in artikel 1 lid 1 onder c van dit reglement wordt bewezen door een geschrift. Daarvoor is voldoende een geschrift dat voorziet in arbitrage op de voet van dit reglement of dat verwijst naar algemene voorwaarden die in arbitrage op de voet van dit reglement voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. De overeenkomst tot arbitrage genoemd in artikel 1 lid 1 onder c van dit reglement kan tevens worden bewezen door elektronische gegevens. Artikel 227a, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3 – Afwijking van het reglement
Behoudens het bepaalde in artikel 18 lid 4 van dit reglement kan van de bepalingen van dit reglement niet bij overeenkomst, daaronder begrepen de overeenkomst tot arbitrage als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder c van dit reglement, worden afgeweken.”
2.14.
In het Arbitragereglement, versie juli 2022, is aan artikel 1 lid 1 het volgende toegevoegd:
“g. leden van de KNVB en gelieerde stichtingen als bedoeld in het Reglement Amateurvoetbal;
h. gelieerde stichtingen als bedoeld in het Reglement Amateurvoetbal onderling.”
2.15.
[verzoekster] en V.V. [plaatsnaam] hebben op 20 mei 2022 als ‘Gelieerde Stichting’ respectievelijk ‘Vereniging’ een verklaring, hierna te noemen de verklaring, ondertekend met de volgende inhoud:
Erkenning van de aan de amateurvereniging gelieerde stichting
Deze verklaring dient ter erkenning en registratie door het bestuur amateurvoetbal van de KNVB van een stichting (hierna: “Gelieerde Stichting”) die gelieerd is aan een amateurvereniging (hierna: “Vereniging”) en spelerscontracten afsluit met spelers op grond waarvan deze spelers deelnemen aan wedstrijden en/of trainingen voor de Vereniging (hierna: “spelerscontracten”).
(…)[namen en overige gegevens V.V. [plaatsnaam] en [verzoekster]; opmerking ktr.]
Ingangsdatum verklaring : 20-05-2022
Verklaring:
1.
De Gelieerde Stichting is aan de Vereniging gelieerd met het doel om spelerscontracten af te sluiten met spelers en de Gelieerde Stichting isnietaan andere amateurverenigingen gelieerd.
2.
De Gelieerde Stichting zal, net als de Vereniging, te allen tijde de statuten, reglementen en besluiten van (een of meer organen van) de KNVB, UEFA en FIFA (hierna: “Regelgeving”) naleven. De Gelieerde Stichting en Vereniging kunnen tuchtrechtelijk worden gesanctioneerd ingeval van niet naleving van deze verklaring en/of de Regelgeving en zijn ook na beëindiging van deze verklaring aan de tuchtrechtspraak van de KNVB, UEFA en FIFA onderworpen met betrekking tot een of meer overtredingen van de Regelgeving gedurende de looptijd van deze verklaring.
3.
Het bestuur amateurvoetbal is bevoegd om de erkenning en registratie van de Gelieerde Stichting per direct te beëindigen als de Gelieerde Stichting en/of de Vereniging in strijd handelt met het bepaalde in deze verklaring en/of de Regelgeving. Het bestuur amateurvoetbal zal hiervan schriftelijk mededelling doen aan de Gelieerde Stichting en de Vereniging.
(…)
4.
De Gelieerde Stichting stemt er nadrukkelijk mee in dat alle geschillen tussen de Gelieerde Stichting en leden van de KNVB, zoals maar niet uitsluitend de Vereniging, een speler of een andere amateurvereniging,
a.
die naar aanleiding van of in verband met deze verklaring ontstaan of hieruit voortvloeien; en/of
b.
voorzover deze samenhangen met de voetbalsport, een en ander in de ruimste zin des woords,
met uitsluiting van de burgerlijke rechter door de Arbitragecommissie van de KNVB zullen worden beslecht, zoals voorgeschreven in de statuten en reglementen van de KNVB.
Ondertekenaars
(…)[datum, namen V.V. [plaatsnaam] en [verzoekster], handtekeningen, namen en functies ondertekenaars; opmerking ktr.]
Bevestiging van registratie door de KNVB:
________________________________
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond”
2.16.
De KNVB heeft de gemachtigde van [verweerder] op 2 juni 2022, in reactie op door hem gestelde vragen, onder meer als volgt geïnformeerd:
“(…)
De bijgevoegde spelersovereenkomsten voldoen inderdaad niet aan het bovengenoemde en zouden door de KNVB daarom niet kunnen worden geregistreerd. Om tot registratie te kunnen overgaan, zouden de overeenkomsten dan ook moeten worden aangepast. Zoals bekend, komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding. Het is echter niet ter beoordeling van de KNVB of in casu tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat. De onafhankelijke arbitragecommissie van de KNVB zou dit in een arbitragezaak wel kunnen beoordelen.
(…) In de huidige procedure bij de civiele rechter kan door partijen worden gemotiveerd waarom de civiele rechter (en/of de arbitragecommissie van de KNVB) in dit (specifieke) geval wel of niet bevoegd is (zijn). Het oordeel hierover is uiteindelijk aan de civiele rechter.
(…)”
2.17.
Bij e-mail van 22 juli 2022, met als onderwerp
“Re: [plaatsnaam] | [verzoekster]; stichtingsverklaring geregistreerd”, heeft [verzoekster] de KNVB verzocht om
“naast uw e-mail bevestiging ook het formulier getekend terug”te mogen ontvangen.
Procedure Arbitragecommissie KNVB
2.18.
[verweerder] heeft op of omstreeks 5 juli 2022 een verzoekschrift ingediend bij de Arbitragecommissie van de KNVB, hierna de Arbitragecommissie. [verweerder] verzoekt de Arbitragecommissie, kort gezegd, om V.V. [plaatsnaam] en/of [verzoekster] te veroordelen de civiele procedure tegen hem te beëindigen en voor recht te verklaren dat er tussen hem en [verzoekster] geen overeenkomst tot stand is gekomen.
2.19.
[verzoekster] heeft bij de Arbitragecommissie een verweerschrift ingediend. Daarin verzoekt zij de Arbitragecommissie zich onbevoegd te verklaren, dan wel de verzoeken van [verweerder] af te wijzen en, bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek, om [verweerder] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding dan wel contractuele boete.
2.20.
De datum voor de mondelinge behandeling in de arbitrale procedure is bepaald op 17 oktober 2022.

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
i) [verweerder] te veroordelen tot onmiddellijke betaling van de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 20.000,00 aan [verzoekster], dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van het bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair
ii) [verweerder] te veroordelen tot onmiddellijke betaling van de contractuele boete ter hoogte van € 5.000,00 indien het primaire verzoek wordt afgewezen dan wel indien het primaire verzoek wordt toegewezen maar het alsdan door [verweerder] te betalen bedrag wordt gematigd tot een bedrag dat lager is dan € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van het bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
primair en subsidiair
iii) [verweerder] te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris van gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt [verzoekster], kort samengevat, het volgende. Partijen zijn op 2 februari 2022 een arbeidsovereenkomst aangegaan. Zij zijn overeengekomen dat [verweerder] twee seizoenen, van 1 september 2022 tot en met 30 juni 2024, als betaald voetbalspeler in dienst zou zijn van [verzoekster]. [verweerder] heeft echter de overeenkomst, waarin geen beding van tussentijdse opzegging is opgenomen, op 30 maart 2022, nog voor de feitelijke ingangsdatum daarvan, eenzijdig opgezegd. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:672 lid 11 BW en/of artikel 7:677 lid 4 BW is [verweerder] aan [verzoekster] de wettelijke gefixeerde schadevergoeding van € 20.000,00 verschuldigd. Deze vergoeding is gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou hebben voortgeduurd, zijnde 20 maal € 800 netto en 2 maal € 2.000 bruto. [verweerder] is naast de wettelijke schadevergoeding ook de overeengekomen boete verschuldigd, maar [verzoekster] kiest ervoor om primair de gefixeerde schadevergoeding en subsidiair de contractuele boete te vorderen.
Van een nietige dan wel vernietigde overeenkomst is geen sprake. De overeenkomst zou op een later moment bij de KNVB worden geregistreerd, hetgeen [verweerder] bekend was, waartoe de overeenkomst voor zover nodig nog zou zijn aangepast.
De kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg is op grond van de artikelen 93, 99 en 100 Rv bevoegd om van het verzoek kennis te nemen en daarop te beslissen, omdat het geschil een arbeidsovereenkomst betreft, [verweerder] in Vlissingen woont en de werkzaamheden gewoonlijk te [plaatsnaam] zouden worden verricht. Het geschil tussen partijen, dat eind maart 2022 reeds is ontstaan, is, anders dan [verweerder] stelt, niet onderworpen aan arbitrage bij de Arbitragecommissie omdat daartoe tussen partijen geen arbitrageovereenkomst tot stand is gekomen, aldus [verzoekster].
3.3.
[verweerder] beroept zich voor alle weren op onbevoegdheid van de kantonrechter en stelt daartoe, kort samengevat, het volgende. [verzoekster] heeft de KNVB op 20 mei 2022 verzocht om haar als een aan V.V. [plaatsnaam] gelieerde stichting te erkennen, hetgeen de KNVB op 27 mei 2022 heeft gedaan. Dat betekent dat zowel V.V. [plaatsnaam] als [verzoekster] vanaf dat moment lid zijn van de KNVB en ook [verzoekster] als zodanig is onderworpen aan de reglementen van de KNVB, waaronder het Arbitragereglement, hetgeen [verzoekster] op 20 mei 2022 ook zelf expliciet heeft verklaard. In de artikelen 1 en 3 van het Arbitragereglement is bepaald dat alle geschillen tussen leden van de KNVB onderling, met uitsluiting van de burgerlijke rechter, aan arbitrage zijn onderworpen en dat daarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. Dat betekent dat de kantonrechter zich ingevolge artikel 1022 Rv onbevoegd moet verklaren, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten en dat door de Arbitragecommissie op dit geschil moet worden beslist, aldus [verweerder].
Voor het geval de kantonrechter zich wel bevoegd acht om van het verzoek kennis te nemen en daarop te beslissen, verzoekt [verweerder] het verzoek van [verzoekster] af te wijzen, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten. Het is [verweerder] na ondertekening van het contract met [verzoekster] gebleken dat de overeenkomst niet voldoet aan de sinds 1 januari 2022 geldende regels van de KNVB, waardoor deze niet bij de KNVB zou kunnen worden geregistreerd, met als gevolg dat [verweerder] niet speelgerechtigd zou zijn en daardoor ook geen aanspraak zou kunnen maken op betaling. Dat betekent dat tussen partijen geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. De overeenkomst is nietig en bij gebreke van een arbeidsovereenkomst kan er ook geen sprake zijn van een door [verweerder] te betalen schadevergoeding dan wel boete.
Mocht er wel een overeenkomst tot stand zijn gekomen, dan geldt dat partijen bij het aangaan daarvan hebben gedwaald, althans dat [verweerder] destijds heeft gedwaald en dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. De overeenkomst is, mocht deze niet nietig zijn, op 12 september 2022 wegens dwaling buitengerechtelijk vernietigd. [verweerder] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat de overeenkomst buitengerechtelijk is vernietigd. Vanwege die vernietiging kan [verzoekster] geen aanspraak maken op een schadevergoeding of boete.
Indien mocht worden geoordeeld dat [verzoekster] wel aanspraak kan maken op de gefixeerde schadevergoeding dan wel op de contractuele boete, dan dient deze in de gegeven omstandigheden te worden gematigd, aldus [verweerder].

4.De beoordeling

Inzake het verzoek en het tegenverzoek
Bevoegdheid burgerlijke rechter
4.1.
[verweerder] beroept zich in deze procedure op de onbevoegdheid van de kantonrechter als burgerlijke rechter. Volgens [verweerder] moet niet de burgerlijke rechter, maar de Arbitragecommissie op dit geschil tussen partijen beslissen. Er loopt inmiddels ook een procedure bij de Arbitragecommissie.
4.2.
Aangezien het geschil aan de kantonrechter is voorgelegd vóórdat de procedure bij de Arbitragecommissie aanhangig is gemaakt, staat artikel 1052 Rv er niet aan in de weg dat de kantonrechter op grond van artikel 1022 Rv over zijn bevoegdheid beslist. In artikel 1022 Rv is bepaald dat de rechter bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd verklaart, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is. Daarmee ligt dus allereerst de vraag voor of, zoals [verweerder] stelt en [verzoekster] betwist, met betrekking tot het aan de kantonrechter voorgelegde geschil sprake is van een (geldige) overeenkomst tot arbitrage. De kantonrechter beantwoordt die vraag als volgt.
4.3.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat een overeenkomst van arbitrage is gesloten, wijst [verweerder] op het in artikel 1 van het Arbitragereglement opgenomen arbitraal beding, waaraan volgens hem ook [verzoekster] is gebonden omdat zij door de KNVB als een aan V.V. [plaatsnaam]
gelieerde stichting is erkend.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat [verzoekster] vanaf het moment dat zij door de KNVB als gelieerde stichting is of wordt erkend, is gebonden aan de regelgeving van de KNVB en dus ook aan het daarin opgenomen arbitraal beding. [verzoekster] betwist echter in de eerste plaats dat zij thans door de KNVB als gelieerde stichting is erkend en stelt dat zij daarom (nog) niet aan het arbitraal beding is gebonden. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt.
4.5.
Uit (onder meer) de eigen stellingen van [verzoekster] volgt dat de KNVB haar in een e-mail van 27 mei 2022 meegedeeld dat zij als gelieerde stichting is erkend. Gelet op die bevestiging van de KNVB kan [verzoekster] niet worden gevolgd in haar stelling dat erkenning door de KNVB (nog) niet heeft plaatsgevonden. Dat de KNVB de erkenning in een e-mail heeft bevestigd en niet bij wijze van het aan [verzoekster] retourneren van (een afschrift van) het mede door de KNVB ondertekende formulier dat [verzoekster] aan de KNVB heeft gezonden, doet aan die erkenning en de consequenties daarvan niet af. Dat zou anders kunnen zijn indien met betrekking tot die erkenning door de KNVB op enigerlei wijze nog een voorbehoud zou zijn gemaakt, maar dat dit het geval is, is niet gebleken. Anders dan [verzoekster] stelt, volgt dit niet uit het door V.V. [plaatsnaam] en [verzoekster] ondertekende en bij de KNVB ingediende formulier en voor zover [verzoekster] zich in dit verband beroept op de inhoud van de e-mail van 27 mei 2022 van de KNVB, had het op haar weg gelegen om dit stuk met een nadere toelichting daarop te overleggen, hetgeen zij niet heeft gedaan. De kantonrechter overweegt voorts dat de stelling van [verzoekster] dat zij (nog) niet door de KNVB is erkend, ook niet valt te rijmen met haar verklaring bij gelegenheid van de mondelinge behandeling, dat alle (andere) contracten tussen [verzoekster] en spelers van V.V. [plaatsnaam] inmiddels ter registratie bij de KNVB zijn aangeboden en dat [verzoekster] er daarbij vanuit gaat dat zij door de KNVB als gelieerde stichting is geregistreerd. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [verzoekster] op 27 mei 2022 door de KNVB als een aan V.V. [plaatsnaam] gelieerde stichting is erkend, hetgeen betekent dat [verzoekster] vanaf dat moment, gelijk [verweerder] als lid van de KNVB, gebonden is aan het arbitraal beding in het Arbitragereglement. Feiten waaruit volgt dat [verzoekster] al vóór 27 mei 2022 als gelieerde stichting aan de regelgeving van de KNVB was gebonden, zijn gesteld noch gebleken.
4.6.
Aldus zijn partijen vanaf 27 mei 2022 gebonden aan een overeenkomst tot arbitrage. Dat betekent evenwel nog niet dat die overeenkomst ook geldig is voor het aan de kantonrechter voorgelegde geschil. In artikel 1020 lid 2 Rv wordt namelijk onderscheid gemaakt tussen twee soorten overeenkomsten tot arbitrage, te weten: het
compromiswaarbij de partijen zich verbinden om een tussen hen bestaand geschil aan arbitrage te onderwerpen en het
arbitraal bedingwaarbij de partijen zich verbinden om geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan (oftewel toekomstige geschillen), aan arbitrage te onderwerpen. Het arbitraal beding kan ook voorkomen in de partijen bindende statuten of reglementen (artikel 1020 lid 5 Rv). Aangezien de overeenkomst tot arbitrage in dit geval is gebaseerd op de reglementen van de KNVB, is dus per definitie sprake van een arbitraal beding. Dat betekent dat de overeenkomst tot arbitrage (het arbitraal beding) partijen alleen bindt voor zover het toekomstige geschillen betreft.
4.7.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of op 27 mei 2022 reeds sprake was van een
bestaand geschilzoals bedoeld in artikel 1020 lid 2 Rv, of dat de onderhavige kwestie op dat moment nog een ‘toekomstig geschil’ was. Op grond van artikel 1020 lid 2 Rv juncto artikel 1024 Rv kan een tussen partijen reeds bestaand geschil namelijk alleen aan arbitrage worden onderworpen indien partijen daartoe een compromis hebben gesloten als bedoeld in die artikelen.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat, zoals bepleit door [verzoekster], op 27 mei 2022 reeds sprake was van een bestaand geschil. Het onderhavige geschil vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de opzegging door [verweerder] op 30 maart 2022. Partijen hebben bovendien in de periode tussen 30 maart 2022 en 27 mei 2022 daarover al uitvoerig gecorrespondeerd, zodat vast staat dat het geschil op 27 mei 2022, het moment waarop de overeenkomst tot arbitrage tot stand kwam, al (geruime tijd) bestond. Het arbitraal beding strekt zich dus niet uit tot het onderhavige geschil. Dat partijen met betrekking tot dit geschil een compromis hebben gesloten, is gesteld noch gebleken.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat met betrekking tot het in deze procedure aanhangig gemaakte geschil géén (geldige) overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zoals bedoeld in artikel 1022 Rv, zodat de burgerlijke rechter bevoegd is om van deze zaak kennis te nemen en daarop te beslissen.
4.10.
Omdat deze zaak een arbeidsovereenkomst betreft en Vlissingen de woonplaats van [verweerder] is (en de werkzaamheden gewoonlijk te [plaatsnaam] zouden worden verricht), is de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg de bevoegde burgerlijke rechter. Daarmee komt de kantonrechter toe aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Nietigheid overeenkomst
4.11.
[verweerder] betwist op zichzelf niet dat partijen na onderhandeling overeenstemming hebben bereikt en vervolgens het door [verzoekster] opgestelde contract hebben ondertekend. Hij stelt echter dat de overeenkomst nietig is, omdat deze niet voldoet aan de regelgeving van de KNVB en daarom niet bij de KNVB had kunnen worden geregistreerd. Ter onderbouwing van die stelling verwijst [verweerder] naar de e-mail van 2 juni 2022 van de KNVB.
4.12.
Dit verweer van [verweerder] slaagt niet. Weliswaar staat vast dat de inhoud van het door de KNVB opgestelde spelerscontract amateurvoetbal niet conform artikel 34 van het Reglement Amateurvoetbal volledig in de overeenkomst is opgenomen en dat de overeenkomst daarom niet, althans niet zonder aanpassing bij de KNVB had kunnen worden geregistreerd, maar dat maakt niet dat de overeenkomst nietig is. Van een nietige overeenkomst is sprake in de gevallen zoals bedoeld in de artikel 3:39 en 3:40 BW. Ingevolge artikel 3:39 BW zijn rechtshandelingen die niet in de voorgeschreven vorm zijn verricht nietig, tenzij uit de wet anders voortvloeit. Op grond van artikel 3:40 BW is een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde nietig en leidt ook strijd met een dwingende wetsbepaling tot nietigheid van een rechtshandeling, althans tot vernietigbaarheid indien de bepaling uitsluitend strekt ter bescherming van een van partijen bij een meerzijdige rechtshandeling, een en ander voor zover niet uit de strekking van de bepaling anders voortvloeit. Dat zich in deze zaak een van deze situaties voordoet en daarom sprake is een nietige arbeidsovereenkomst, is gesteld noch gebleken.
Vernietigbaarheid overeenkomst
4.13.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de stelling van [verweerder] dat de overeenkomst op 12 september 2022 wegens dwaling buitengerechtelijk is vernietigd. [verweerder] heeft dit verweer en het daarmee samenhangende tegenverzoek om voor recht te verklaren dat de overeenkomst is vernietigd weliswaar zeer laat, namelijk eerst bij gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht, maar de kantonrechter ziet daarin geen aanleiding om het beroep van [verweerder] op de vernietigbaarheid van de overeenkomst buiten beschouwing te laten. [verzoekster] heeft nadat [verweerder] op 12 september 2022 de vernietiging van de overeenkomst had ingeroepen een inhoudelijke reactie daarop voorbereid en heeft deze ter zitting naar voren gebracht. Daarmee heeft zij ook inhoudelijk gereageerd op het met dit verweer samenhangende tegenverzoek. Van strijd met de goede procesorde is in dit geval dan ook geen sprake.
4.14.
Aan de stelling van [verzoekster] dat de overeenkomst niet vatbaar kan zijn voor vernietiging omdat deze reeds is geëindigd, gaat de kantonrechter voorbij. Vernietiging van een overeenkomst werkt ingevolge artikel 3:52 lid 1 BW terug tot het moment waarop de overeenkomst is aangegaan. De overeenkomst wordt in dat geval geacht niet te hebben bestaan. Derhalve kan ook een reeds opgezegde overeenkomst worden vernietigd, mits aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan.
4.15.
Ingevolge artikel 6:228 BW is een overeenkomst die is gesloten onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn aangegaan vernietigbaar indien (a) de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten, dan wel (b) de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten, dan wel (c) de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden (lid 1). Voor vernietigbaarheid is derhalve vereist dat de wederpartij begreep of moest begrijpen dat de betreffende informatie voor de ander van doorslaggevend belang was. Voorts kan de vernietiging niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven (lid 2).
4.16.
[verweerder] stelt dat hij de overeenkomst terecht heeft vernietigd omdat partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen hadden dat [verweerder] bij V.V. [plaatsnaam] zou kunnen voetballen, maar daarna is gebleken dat [verzoekster] niet door de KNVB als gelieerde stichting was erkend en het contract niet voldeed aan de regelgeving van de KNVB. Volgens [verweerder] komt het erop neer dat partijen bij het sluiten bij de overeenkomst wederzijds hebben gedwaald en dat [verweerder] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst met [verzoekster] niet zou hebben gesloten. Indien er niet wederzijds is gedwaald, dan had [verzoekster] [verweerder] moeten inlichten en is er sprake van dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 onder b BW, aldus [verweerder]. De kantonrechter overweegt met betrekking tot deze stelling van [verweerder] het volgende.
4.17.
Dat ten tijde van het aangaan van de overeenkomst op 2 februari 2022 nog niet aan alle door de KNVB met betrekking tot de registratie van de overeenkomst gestelde vereisten was voldaan, onder meer omdat [verzoekster] toen nog niet als gelieerde partij was geregistreerd, staat op zichzelf vast. In hoeverre [verweerder] daarvan destijds op de hoogte was, kan echter in het midden blijven. Ook indien er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [verweerder] daarmee niet bekend was, hetgeen [verzoekster] betwist, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij de overeenkomst niet zou zijn aangegaan indien hij dat destijds wel zou hebben geweten. [verzoekster] heeft in dit verband immers gesteld, hetgeen door [verweerder] niet is weersproken, dat de overeenkomst voorafgaand aan de registratie nog kon worden aangepast, zodat [verweerder] op 1 september 2022 als speler voor V.V. [plaatsnaam] had kunnen uitkomen. Dat dit mogelijk was, vindt ook bevestiging in de mail van de KNVB van 2 juni 2022. Gelet op die mogelijkheid valt niet in te zien dat [verweerder] op 2 februari 2022 van de overeenkomst met [verzoekster] zou hebben afgezien. [verweerder] zou bovendien, anders dan hij stelt, op grond van de overeenkomst ook aanspraak hebben kunnen maken op betaling indien hij op 1 september 2022 niet speelgerechtigd zou zijn geweest. In artikel 5.1 van de overeenkomst staat weliswaar dat “de 15 spelers op het wedstrijdformulier” worden uitbetaald conform de overeenkomst, maar blijkens de inhoud van de bijlage die onderdeel uitmaakt van de overeenkomst zijn partijen een vaste vergoeding van € 800,00 netto per maand gedurende 10 maanden per seizoen en daarbovenop nog een vast bedrag van € 2.000,00 bruto per seizoen overeengekomen. [verweerder] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat hij bij het aangaan van de overeenkomst heeft gedwaald en bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst met [verzoekster] niet zou zijn aangegaan.
4.18.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de overeenkomst niet is vernietigd. Dit verweer van [verweerder] wordt derhalve gepasseerd en het tegenverzoek wordt afgewezen.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging overeenkomst
4.19.
Partijen zijn de overeenkomst op 2 februari 2022 aangegaan voor de duur van twee seizoenen, tot en met 30 juni 2024. In de overeenkomst is geen beding van tussentijdse opzegging opgenomen. Nu [verweerder] de overeenkomst op 30 maart 2022 zonder instemming van [verzoekster] en zonder dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW heeft opgezegd, is hij ingevolge artikel 7:677 lid 4 BW aan [verzoekster] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst zou hebben geduurd indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. [verzoekster] heeft deze gefixeerde schadevergoeding berekend op € 20.000,00, zijnde een bedrag gelijk aan 20 maal € 800 netto en 2 maal € 2.000 bruto, waarbij de netto bedragen niet zijn gebruteerd. [verweerder] heeft deze berekening op zichzelf niet weersproken, zodat dit bedrag in beginsel toewijsbaar is.
Matiging
4.20.
Artikel 7:677 lid 4 BW geeft de kantonrechter de bevoegdheid de gefixeerde schadevergoeding te matigen, indien hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, maar tot niet minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden. [verweerder] doet een beroep op matiging en stelt daartoe dat [verzoekster] geen schade heeft geleden, dat zij de omstandigheden die tot de opzegging aanleiding hebben gegeven zelf heeft veroorzaakt en dat het bedrag van € 20.000,00 in de gegeven omstandigheden buitensporig is. [verzoekster] verzet zich tegen matiging. Volgens haar heeft [verweerder] welbewust gehandeld, is de gefixeerde schadevergoeding juist voor dit soort situaties in de wet opgenomen en is er geen enkele reden om deze vergoeding in dit geval te matigen.
4.21.
De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om de gefixeerde schadevergoeding te matigen. Niet omdat [verzoekster] van de ontstane situatie een verwijt treft, zoals [verweerder] stelt, maar omdat [verzoekster] voor deze situatie, naar zij ter zitting nog nader heeft toegelicht, in al haar spelersovereenkomsten een ‘gefixeerde’ boete van € 5.000,00 bedingt, zoals zij ook in de overeenkomst met [verweerder] heeft gedaan. In het licht van dit boetebeding komt het bedrag van € 20.000,00 de kantonrechter bovenmatig voor. De vergoeding zal worden gematigd tot € 5.000,00, zijnde het bedrag waartoe [verzoekster] haar vordering aanvankelijk ook had beperkt. Omstandigheden die in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter een hogere vergoeding rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken.
Wettelijke rente
4.22.
Over het bedrag van de toe te wijzen vergoeding van € 5.000,00 is ingevolge artikel 7:686a lid 1 BW de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, derhalve vanaf 30 maart 2022.
Conclusie
4.23.
Uit het voorgaande volgt dat het primaire verzoek van [verzoekster] zal worden toegewezen, aldus dat [verweerder] zal worden veroordeeld tot betaling aan [verzoekster] van een vergoeding van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 30 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening.
4.24.
Daarmee komt de kantonrechter aan het subsidiaire verzoek van [verzoekster] niet toe. Dit behoeft dan ook geen bespreking.
4.25.
Het tegenverzoek van [verweerder] zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.26.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [verweerder] worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [verzoekster] inzake het verzoek tot heden begroot op € 514,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris gemachtigde, derhalve in totaal € 1.261,00. Aangezien [verzoekster] inzake het pas bij de mondelinge behandeling door [verweerder] gedane tegenverzoek geen afzonderlijke proceshandeling heeft behoeven te verrichten, worden de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] inzake het tegenverzoek begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
inzake het verzoek
5.1.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoekster] te betalen een vergoeding van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 30 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] begroot op € 1.261,00;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het door [verzoekster] meer of anders verzochte af;
inzake het tegenverzoek
5.5.
wijst het tegenverzoek van [verweerder] af;
5.6.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Ponds, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
(HV)