Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. T.H.M.M. Kusters, in beroep ging tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar de verweerder had niet tijdig beslist op dit bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder was overschreden, aangezien de beslissing uiterlijk op 14 april 2022 had moeten plaatsvinden. Eiser had verweerder op 27 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank besloot dat het beroep gegrond was. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een uiterste datum van 21 november 2022. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelde de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen waren verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser kreeg ook zijn griffierecht van € 50,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 379,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.