ECLI:NL:RBZWB:2022:5739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3871
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake WIA-uitkering

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. T.H.M.M. Kusters, in beroep ging tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), maar de verweerder had niet tijdig beslist op dit bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder was overschreden, aangezien de beslissing uiterlijk op 14 april 2022 had moeten plaatsvinden. Eiser had verweerder op 27 mei 2022 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank besloot dat het beroep gegrond was. De rechtbank droeg verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen, met een uiterste datum van 21 november 2022. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelde de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er meer dan 42 dagen waren verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser kreeg ook zijn griffierecht van € 50,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 379,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3871

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. T.H.M.M. Kusters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 3 december 2021 tegen het besluit van 4 november 2021 betreffende de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Het bestuursorgaan beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikel 112 van de Wet WIA). Het bezwaarschrift tegen het besluit van 4 november 2021 is bij verweerder ingediend op 3 december 2021. Verweerder had dus uiterlijk op 14 april 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eiser heeft verweerder op 27 mei 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. In het verweerschrift van 7 september 2022 heeft verweerder aangegeven dat er vanwege een tekort aan verzekeringsartsen een achterstand is opgelopen met het inplannen van de hoorzittingen. Voor een zorgvuldige heroverweging dient er een fysieke hoorzitting met de verzekeringsarts plaats te vinden. De hoorzitting zal plaatsvinden op 12 september 2022. Verweerder verwacht in november 2022 een beslissing op het bezwaar te kunnen nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat verweerder uiterlijk 21 november 2022 een beslissing op het bezwaar dient te nemen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Eiser heeft ook verzocht om de dwangsom van artikel 4:17 van de Awb vast te stellen.
Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom nog niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De rechtbank constateert dat uit de stukken blijkt dat de ingebrekestelling op 31 mei 2022 bij verweerder is ontvangen en dat sinds twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank oordeelt dan ook dat verweerder het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 379,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op uiterlijk 21 november 2022 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 379,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.