ECLI:NL:RBZWB:2022:5735

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2318
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake schoolstartpakket toegekend door gemeente Breda

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 1 november 2021, waarin haar een schoolstartpakket van € 300,- was toegekend. Het bezwaar werd door de gemeente op 17 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat zij geen procesbelang heeft. De rechtbank oordeelt dat de toekenning van het schoolstartpakket in overeenstemming was met de aanvraag van eiseres en dat er geen gronden zijn aangevoerd die de hoogte van de vergoeding ter discussie stellen. Bovendien kon de rechtbank niet ingaan op het verzoek van eiseres om een dwangsom vast te stellen voor het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar, aangezien dit niet meer relevant was op het moment van indienen van het beroepschrift. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2318

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 november 2021, aangetekend verzonden op 3 november 2021, (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres een schoolstartpakket toegekend van in totaal € 300,-. Eiseres heeft hiertegen op 14 december 2021 bezwaar gemaakt.
In het besluit van 17 maart 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voordat aan de beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar kan worden toegekomen, moet worden beoordeeld in hoeverre het beroep ontvankelijk is.
Het is vaste rechtspraak dat een beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht.
De rechtbank overweegt dat verweerder bij besluit van 1 november 2022 aan eiseres conform haar aanvraag een schoolstartpakket van in totaal € 300,- heeft toegekend. De beroepsgronden van eiseres om te beoordelen of er voor verweerder wel of geen aanleiding was om naar aanleiding van haar aanvraag om aanvullende gegevens te verzoeken, is onvoldoende om procesbelang aan te nemen nu verweerder – na ontvangst van deze aanvullende gegevens – de aanvraag volledig aan eiseres heeft toegekend. Eiseres heeft in bezwaar of in beroep geen gronden aangevoerd waaruit zou blijven dat de hoogte van de toegekende vergoeding niet juist is. Eiseres kan met dit beroep derhalve niet in een betere positie komen.
Het verzoek van eiseres om bij dit beroep te betrekken dat de beslissing op bezwaar van 17 maart 2022 niet tijdig is genomen en de door verweerder verschuldigde dwangsom vast te stellen, kan niet in deze procedure worden beoordeeld. Immers, op het moment van indienen van het beroepschrift op 28 april 2022 was er geen sprake meer van niet tijdig beslissen op het bezwaar door verweerder. Eiseres dient zich voor het vaststellen van de dwangsom voor het niet tijdig nemen van de beslissing op bezwaar tot verweerder te wenden. Gelet op artikel 4:18 van de Awb stelt het bestuursorgaan immers de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij beschikking vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.