Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2021 zijn moeder en vader heeft mishandeld. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn moeder en mishandeling van zijn vader. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op zittingen op 24 juni 2022 en 20 september 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging werd op 24 juni 2022 gewijzigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 april 2021 met een mes in het gezicht van zijn moeder heeft gesneden en haar meerdere keren tegen haar hoofd heeft geslagen, wat leidde tot een oppervlakkige snijwond en een bloeduitstorting. Ook heeft hij zijn vader meerdere keren geschopt en geslagen, wat resulteerde in een snijwond aan het oor en gekneusde ribben. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, in tegenstelling tot de deskundigen die hem sterk verminderd toerekeningsvatbaar achtten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de pro-justitiarapportage, waarin werd vastgesteld dat de verdachte leed aan schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en behandeling in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet aan de verdachte konden worden toegerekend vanwege zijn ernstige psychiatrische aandoening, maar dat er wel maatregelen nodig waren om de kans op recidive te verkleinen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. S.W.M. Speekenbrink, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.