ECLI:NL:RBZWB:2022:5719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
02/095898-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van moeder en mishandeling van vader met psychiatrische overwegingen

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 april 2021 zijn moeder en vader heeft mishandeld. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn moeder en mishandeling van zijn vader. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op zittingen op 24 juni 2022 en 20 september 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging werd op 24 juni 2022 gewijzigd, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 7 april 2021 met een mes in het gezicht van zijn moeder heeft gesneden en haar meerdere keren tegen haar hoofd heeft geslagen, wat leidde tot een oppervlakkige snijwond en een bloeduitstorting. Ook heeft hij zijn vader meerdere keren geschopt en geslagen, wat resulteerde in een snijwond aan het oor en gekneusde ribben. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, in tegenstelling tot de deskundigen die hem sterk verminderd toerekeningsvatbaar achtten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de pro-justitiarapportage, waarin werd vastgesteld dat de verdachte leed aan schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en behandeling in een zorginstelling. De rechtbank oordeelde dat de feiten niet aan de verdachte konden worden toegerekend vanwege zijn ernstige psychiatrische aandoening, maar dat er wel maatregelen nodig waren om de kans op recidive te verkleinen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. S.W.M. Speekenbrink, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/095898-21
vonnis van de meervoudige kamer van 4 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught,
raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 24 juni 2022 en 20 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 24 juni 2022 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: heeft geprobeerd zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij haar heeft mishandeld;
feit 2: zijn vader heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zijn moeder zwaar te mishandelen door met een mes een snijdende beweging te maken, waarbij hij haar gezicht heeft geraakt (feit 1). Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn vader heeft mishandeld (feit 2).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 - poging tot zware mishandeling
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 7 april 2021 met een mes in het gezicht van zijn moeder heeft gesneden en meerdere keren tegen haar hoofd heeft geslagen. Zij heeft hierdoor een oppervlakkige snijwond op haar voorhoofd en een bloeduitstorting op haar voor- en achterhoofd opgelopen.
Naar algemene ervaringsregels brengt het snijden met een mes in het gezicht met zich dat de aanmerkelijke kans bestaat dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft, nu zich in het gezicht kwetsbare delen bevinden. Bovendien had een litteken in het gezicht kunnen ontstaan, wat volgens vaste rechtspraak kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn moeder zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en daarmee naar het oordeel van de rechtbank het voorwaardelijk opzet gehad op de poging tot zware mishandeling van zijn moeder. De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 - mishandeling
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 7 april 2021 zijn vader meerdere keren heeft geschopt tegen zijn rechterzij, ribben en zijn lichaam en meerdere keren tegen zijn hoofd heeft geslagen. Als gevolg hiervan heeft zijn vader een snijwond aan zijn oor en gekneusde ribben opgelopen. De rechtbank acht de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 7 april 2021 te Oosterhout, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan [moeder van verdachte] (zijnde de moeder van verdachte) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [moeder van verdachte] meerdere malen tegen haar hoofd heeft geslagen en vervolgens met een mes in haar gezicht heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 7 april 2021 te Oosterhout, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [vader van verdachte] , heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen de rechterzij en de ribben en het lichaam van die [vader van verdachte] en het meermalen slaan tegen het hoofd van die [vader van verdachte] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie is van mening dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank acht geslagen op de over hem uitgebrachte pro-justitiarapportage van 3 juni 2022. Uit deze rapportage blijkt dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Ook is langdurig sprake geweest van een stoornis in het gebruik van cannabis, maar deze stoornis was tijdens het onderzoek in remissie. Volgens de deskundigen is het gedrag van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in sterke mate bepaald door een stoornis in de realiteitstoetsing en de beperkingen die uit de negatieve symptomen van schizofrenie voortvloeien. Daarom wordt geadviseerd om de feiten sterk verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Op de zitting van 24 juni 2022 heeft de psychiater daaraan toegevoegd dat het ook goed voorstelbaar is dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is geweest tijdens het plegen van de feiten. De psychiater kan dit echter niet concluderen, omdat de precieze drijfveren, motieven en belevingen van verdachte tijdens de feiten niet bekend zijn geworden. De psychiater heeft de feiten namelijk niet met verdachte kunnen bespreken en verdachte herinnert zich ook niet wat er is gebeurd.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over de aanwezigheid van de stoornissen bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten over. Over de mate van toerekenbaarheid volgt zij de deskundigen niet. De rechtbank begrijpt dat de deskundigen een verstrekkende uitspraak, zoals dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was, niet mogen doen vanwege de voor hen geldende rapportagerichtlijnen. Hierin staat beschreven dat wanneer de tenlastegelegde feiten niet met een verdachte kunnen worden besproken, uiterst terughoudend dient te worden geadviseerd te aanzien van de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank is echter van oordeel dat wel kan worden geconcludeerd dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is geweest en overweegt daartoe als volgt.
Uit de pro-justitiarapportage blijkt dat verdachte in de jaren voor de bewezenverklaarde feiten al ernstig disfunctioneerde. Verdachte trok zich toenemend terug uit het maatschappelijk leven, gaf zijn studie, werk en sport op en isoleerde zich. In de maanden voorafgaand aan de feiten was zijn toestand zelfs zeer ernstig. Zo had verdachte zich volledig teruggetrokken op zijn kamer, kwam niet meer bij de maaltijden en verzorgde zichzelf steeds minder. Hierop volgde het plegen van de feiten, waarbij verdachte realiteitsvertekeningen had en riep dat sprake was van magie. Bij de aanhouding van verdachte kregen de verbalisanten ook geen contact met hem, zelfs niet na het gebruik van pepperspray. De verbalisanten noemden zijn toestand bij aanhouding ernstig verwaarloosd, dan wel ernstig vervuild. In de daaropvolgende weken is verdachte psychotisch gebleven. Dit is pas verminderd na de inzet van anti-psychotische dwangmedicatie.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat de stoornissen van verdachte zijn handelen volledig hebben beïnvloed en dat dit heeft doorgewerkt in het plegen van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Zij zal hem dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van een of meer maatregelen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van beide feiten aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van het voorarrest en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het opleggen van een tbs met verpleging van overheidswege niet passend is. Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met politie of justitie en tbs met dwangverpleging is een te grote stap nu dit een ultimum remedium betreft. Er kan worden volstaan met een tbs met voorwaarden of een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden nu hem daarbij ook een goede structuur kan worden geboden. Verdachte is gegroeid in het hebben van contact en is medicatietrouw. Bovendien staat hij niet onwillig tegenover tbs met voorwaarden. Het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is op dit moment niet noodzakelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 7 april 2021 schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn moeder. Hij heeft met een mes in haar gezicht gesneden en haar meerdere keren tegen haar hoofd geslagen. Zij had hieraan zwaar lichamelijk letsel kunnen overhouden, welk risico zich gelukkig niet heeft verwezenlijkt. Op diezelfde dag heeft verdachte ook zijn vader mishandeld door hem meerdere keren te schoppen en te slaan. Het is kwalijk te noemen dat verdachte zijn ouders pijn heeft gedaan in hun eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. Dat het voor de ouders van verdachte een beangstigende situatie is geweest, blijkt ook uit hun aangiftes. Zij zijn erg geschrokken van het gewelddadige gedrag van hun zoon en zij willen graag dat hij hulp krijgt.
Persoon van verdachte
Zoals de rechtbank in paragraaf 5.2 heeft overwogen, kunnen de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte worden toegerekend, doordat sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld. Er kan aan hem daarom geen straf worden opgelegd. Wel kan de rechtbank aan verdachte een of meer maatregelen opleggen. Bij de beslissing daarover heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de zich in het dossier bevindende rapportages die over verdachte zijn opgemaakt.
Uit de pro-justitiarapportage blijkt dat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat. Om het recidiverisico te ondervangen, is een langdurige behandeling noodzakelijk. Verdachte heeft ondersteuning en toezicht nodig op verschillende leefgebieden. Daarnaast is het van belang dat hij de juiste medicatie krijgt en psycho-educatie volgt. Ook moet er externe alertheid zijn op mogelijke signalen van recidivegevaar. Hiertoe wordt een tbs met verpleging van overheidswege geadviseerd. De deskundigen zien geen mogelijkheden om het traject vorm te geven in het kader van een tbs met voorwaarden. Dit omdat de verantwoordelijkheid in het kader van een tbs met voorwaarden niet bij de tbs-kliniek ligt maar bij de reclassering, verdachte bij een eventuele terugval niet kan worden opgenomen in een kliniek en zij de kans groot achten dat verdachte zich op de lange termijn niet aan de voorwaarden zal houden.
De reclassering ziet - in tegenstelling tot de pro-justitia rapporteurs - wel mogelijkheden tot het uitvoeren van een tbs met voorwaarden. Dit baseert de reclassering op de volgende omstandigheden. Verdachte is nog niet eerder klinisch opgenomen geweest. Daarnaast heeft hij zich na de inzet van anti-psychotische medicatie volgzaam en meewerkend opgesteld en zegt zelf ook blij te zijn met de medicatie. Verder is verdachte sinds zijn aanhouding in april 2021 abstinent van verdovende middelen. Bij hem is motivatie voelbaar dat hij niet wil terugvallen in een psychose. Hij is gemotiveerd om zich in te zetten voor het naleven van de voorwaarden. Gelet op het voorgaande schat de reclassering het recidiverisico in als gemiddeld en verwachten zij met voorwaarden voldoende invulling te kunnen geven aan het risicomanagement. Naast de tbs met voorwaarden acht de reclassering een gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht passend om verdachte, ook na de tbs, structuur te blijven bieden en om te controleren of hij abstinent blijft van verdovende middelen en zijn medicatie blijft gebruiken.
Oplegging maatregel
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van een tbs-maatregel. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op de gepleegde poging tot zware mishandeling is een gevangenisstraf van meer dan vier jaren gesteld. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel, omdat bij verdachte sprake is van een ernstige stoornis en er in de toekomst opnieuw agressie kan plaatsvinden richting personen, indien deze stoornis niet langdurig en intensief wordt behandeld. Gelet op de bevindingen van de pro-justitiarapporteurs en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een tbs-maatregel ook noodzakelijk is. Er is dan een stevig kader waarin behandeling van verdachte kan plaatsvinden.
Anders dan de pro-justitiarapporteurs en de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat een tbs met verpleging van overheidswege op dit moment te verstrekkend is. Verdachte is een first-offender. Al meerdere jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten was zichtbaar dat verdachte zich sociaal terugtrok, waarbij ook zijn ouders steeds moeilijker contact met hem konden krijgen. Desondanks heeft verdachte zich gedurende al die jaren niet agressief gedragen en heeft het heel lang geduurd voordat hij zijn eerste psychose heeft gekregen en als gevolg daarvan gewelddadig gedrag heeft vertoond. Verdachte is niet eerder klinisch opgenomen geweest. Hij stelt zich momenteel volgzaam en meewerkend op en is bereid om zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden. Bovendien, mocht naar verloop van tijd blijken dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, dan kan altijd op basis van artikel 38c Wetboek van Strafrecht door het Openbaar Ministerie het verzoek aan de rechtbank worden gedaan de tbs met voorwaarden alsnog om te zetten naar een tbs met verpleging van overheidswege. Deze omstandigheden in samenhang bezien maken dat de rechtbank van oordeel is dat een tbs met voorwaarden meer passend is. Aan de tbs zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte, omdat de rechtbank daarvoor op dit moment geen noodzaak ziet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn
moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
feit 2:mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn vader tot wie hij
in familierechtelijke betrekking staat;
- verklaart verdachte voor de onder 4.4 bewezenverklaarde feiten niet strafbaar en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel t.a.v. feit 1 en feit 2
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en verbindt daaraan de volgende
voorwaarden:
1. Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2. Verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
* Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
* Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen.
* Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
* Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
* Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
* Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
* Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
* Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
4. Verdachte laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
5. Verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
6. Verdachte werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
7. Verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8. Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
9. Verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
10. Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 oktober 2022.
Mr. J.F.C. Janssen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.