ECLI:NL:RBZWB:2022:5718

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
02-129301-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 7 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 februari 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Nieuwe Kleverskerkseweg te Middelburg. De verdachte, die zijn auto over een grasberm en fietspad heeft gereden, heeft daarbij een scooterbestuurder aangereden, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 23 september 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De officier van justitie vorderde vrijspraak van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar stelde dat het subsidiair ten lastegelegde, de overtreding van artikel 5 WVW, wel bewezen kon worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende oplettend en onvoorzichtig heeft gehandeld door niet goed op het fietspad te letten voordat hij dit overstak. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 6 WVW en hem een geldboete van € 1.000,= opgelegd, met als vervangende straf 20 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van drie maanden de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd. De rechtbank heeft in haar beslissing rekening gehouden met de ernst van het letsel van het slachtoffer, dat bestond uit een beschadigde nekwervel en andere verwondingen, en de impact die dit op zijn leven heeft gehad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-129301-21
vonnis van de meervoudige kamer van 7 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. A.R. Mes, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat het ongeval aan het rijgedrag van verdachte te wijten is. De verkeersfouten van verdachte zijn gegeven de omstandigheden en gelet op de geldende jurisprudentie van onvoldoende gewicht om schuld in de zin van artikel 6 WVW aan te kunnen nemen.
Het subsidiair tenlastegelegde, te weten de overtreding van artikel 5 WVW, kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, nu op basis van het dossier vast kan worden gesteld dat het rijgedrag van verdachte tot het ongeval heeft geleid en verdachte hiermee gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit eveneens vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft door via de grasberm het fietspad op te rijden in strijd met de verkeersregels gehandeld. Van bijkomende omstandigheden die vereist zijn voor het aannemen van schuld is echter geen sprake. Verdachte was genoodzaakt dit te doen omdat zijn auto geblokkeerd werd door andere geparkeerde auto’s. Hij heeft naar links gekeken en geprobeerd het voertuig te stoppen, maar was inmiddels het fietspad al opgereden waardoor het onmogelijk was om de scooter nog te ontwijken. Hij heeft geprobeerd om het ongeval te vermijden. Deze enkele verkeersfout is in de gegeven omstandigheden en gelet op de jurisprudentie van onvoldoende gewicht om schuld in de zin van artikel 6 WVW aan te kunnen nemen. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 4 februari 2021 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Nieuwe Kleverskerkseweg te Middelburg. Verdachte zijn auto stond aldaar geparkeerd op een parkeerplaats van het bedrijf waar hij werkzaam was. Die parkeerplaats is door een grasberm en daarop volgend een fietspad gescheiden van de voor het autoverkeer openstaande weg. Verdachte is vanuit zijn parkeerplaats over de grasberm gereden. Vervolgens wilde hij het fietspad oversteken om zo naar de doorgaande weg te rijden. Op het moment dat hij het fietspad opreed, kwam het slachtoffer op zijn scooter aanrijden. Verdachte remde en het slachtoffer kon hem niet meer ontwijken waardoor de scooter tegen hem is aangebotst.
Artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf zoals bedoeld in artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, waarbij er in ieder geval sprake dient te zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door verdachte.
Vrijspraak roekeloosheid
De rechtbank is van oordeel dat van roekeloosheid geen sprake is. Verdachte zal hier partieel van worden vrijgesproken.
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De vraag waarvoor de rechtbank zich vervolgens gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Vast staat dat verdachte voorrang had moeten verlenen aan het slachtoffer en dat het ongeval heeft plaatsgevonden op een fietspad waar verdachte met zijn auto niet had mogen rijden.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij dacht dat hij had geremd om te kijken of er verkeer aankwam voordat hij het fietspad opreed. Uit de camerabeelden volgt echter niet dat verdachte geremd heeft alvorens hij het fietspad opreed. De rechtbank leidt uit de camerabeelden af dat verdachte in één rechte lijn vanuit het parkeervak, over de grasberm en schuin kruisend het fietspad op reed richting de doorgaande weg. Uit het feit dat verdachte het slachtoffer niet heeft opgemerkt, terwijl daar nog voldoende tijd voor was nadat het slachtoffer uit de bocht kwam, leidt de rechtbank af dat hij in onvoldoende mate naar links heeft gekeken kort voor het moment dat hij het fietspad wilde oversteken. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte onvoldoende zicht heeft gehouden op de situatie, zulks terwijl hij naar eigen zeggen bij het wegrijden van het parkeervak verminderd zicht had op het fietspad en reed op een plek waar het slachtoffer hem niet hoefde te verwachten. De verklaring van verdachte dat hij niet anders kon dan over de grasberm en het fietspad rijden omdat hij op de parkeerplaats door andere auto’s stond ingesloten en daarom niet via de reguliere uitgang van het parkeerterrein af kon, wordt niet ondersteund door het dossier. Verdachte had gelet op de camerabeelden wel degelijk genoeg ruimte rondom zijn auto en had daarom via de daarvoor bestemde uitrit het parkeerterrein moeten verlaten. Verdachte heeft er uit gemak voor gekozen om dit niet te doen en besloten de voor hem kortste route te nemen.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, en is daarom van oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel
De rechtbank kwalificeert het letsel van het slachtoffer, bestaande uit een beschadigde nekwervel, meerdere kneuzingen, oorsuizen en concentratieverlies met een geschatte genezingstijd van zes weken, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan in de zin van artikel 6 WVW.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1, primair
op 4 februari 2021 te Middelburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Nieuwe Kleverskerkseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers is hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
over een grasberm gereden en heeft hij, verdachte, in onvoldoende mate op het voor hem, verdachte, gelegen fietspad gelet en gekeken of dit fietspad vrij was van overige verkeersdeelnemers (fietsen/snorfietsen) en is hij, verdachte, (vervolgens) op een aldaar voor hem, verdachte, gelegen fietspad gereden en heeft hij, verdachte, het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand gebracht op het fietspad,
waardoor hij, verdachte, met de door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) in
botsing is gekomen met [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde op te leggen een geldboete van € 1.000,= subsidiair 20 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste geldboete aan de hoge kant is, maar refereert zich met betrekking tot de hoogte van de geldboete aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft er uit gemak voor gekozen om met zijn auto over de grasberm en het fietspad de doorgaande weg op te rijden, waardoor hij op het fietspad tegen het slachtoffer is aangebotst. Door zo te handelen heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer miskend en heeft hij de veiligheid van andere verkeersdeelnemers in gevaar gebracht. De rechtbank rekent hem dit aan. Ten gevolge van dit verkeersongeval heeft het slachtoffer letsel opgelopen. Uit de medische stukken blijkt dat het slachtoffer zowel lichamelijk als geestelijk letsel heeft opgelopen. Het ongeval heeft een grote invloed op zijn leven heeft gehad, nu hij ten gevolge van het opgelopen letsel zijn baan is verloren en voor vijftig procent is afgekeurd. Uit de medische stukken is verder gebleken dat verdachte de nodige hulp heeft gezocht voor de mentale nasleep van het ongeval.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet recent is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde komt, legt de rechtbank een zwaardere straf op dan is gevorderd.
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafoplegging aansluiting gezocht bij straffen die voor soortgelijke gevallen worden opgelegd en bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij geen alcohol in het spel is en sprake is van aanmerkelijke schuld, met als gevolg lichamelijk letsel en tijdelijke ziekte bij het slachtoffer, een geldboete van € 1.000,= en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden.
De rechtbank ziet in dit geval gelet op de aard en ernst van het feit geen aanleiding om van de oriëntatiepunten af te wijken, ook niet in de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van € 1.000,=, te vervangen door 20 dagen hechtenis, passend en geboden en legt dit dan ook aan verdachte op. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 1.000,= (duizend euro);
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 (twintig) dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 oktober 2022.
Mrs. Van de Wetering en Uiterwijk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.