ECLI:NL:RBZWB:2022:5711

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5720
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering vastgesteld op basis van 35,18% arbeidsongeschiktheid met voldoende motivatie voor geschiktheid van geduide functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres, die als kok pannenkoekenbakker werkte, had zich op 1 augustus 2018 ziekgemeld na het beëindigen van haar dienstverband. Het UWV had haar aanvraag voor een WIA-uitkering aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd haar een uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheid van 35,18%. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiseres op 29 juli 2020 terecht op 35,18% heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de beperkingen die aan eiseres zijn toegeschreven adequaat zijn onderbouwd. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie slechter was dan door het UWV werd aangenomen en dat er meer beperkingen moesten worden erkend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben waarom er geen zwaardere beperkingen nodig waren en dat de geduide functies geschikt waren voor eiseres.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg. De proceskosten en het griffierecht werden niet vergoed, omdat eiseres in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5720

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Türk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Procesverloop

Met het besluit van 28 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 16 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en eiseres met ingang van 29 juli 2020 een WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 35,18%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als kok pannenkoekenbakker. Op 31 juli 2018 is het dienstverband geëindigd, en eiseres heeft zich op 1 augustus 2018 bij het UWV ziekgemeld. Eiseres kreeg een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 29 juli 2020 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vier functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 69,79% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 30,21%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee van de geduide functies laten vervallen en twee nieuwe functies geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vervolgens vastgesteld op 35,18%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Eiseres verzoekt wat zij in bezwaar heeft aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Zij voert verder aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van meer dan een jaar geleden moet beoordelen. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 35,18% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 29 juli 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 29 juli 2020 voor 35,18% arbeidsongeschikt is en dus per die datum recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Zij heeft medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 21 september 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en de tijdens de bezwaarfase ontvangen informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiseres gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet een oordeel geven over de situatie van eiseres op de datum in geding. Dat is (vrijwel) altijd een datum die vóór het onderzoek ligt, en dat maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door fysieke klachten (angina pectoris, urine-incontinentie NNO). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 september 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Met de verzekeringsarts is zij van mening dat er, getoetst aan het Schattingsbesluit, geen reden is om op medische gronden geen benutbare mogelijkheden aan te nemen. Verder zijn er fysieke beperkingen aangenomen voor de klachten van eiseres die medisch objectiveerbaar zijn, waardoor eiseres aangewezen zal zijn op licht fysiek werk. Meer beperkingen voor haar hartklachten kunnen op basis van de informatie van de cardioloog niet aangenomen worden. Dat geldt ook voor de klachten van de schildklier, nu uit labonderzoeken geen afwijkingen zijn vast komen te staan. Ook verder longonderzoek heeft geen afwijkingen opgeleverd. Dat eiseres restklachten door een Covid-besmetting heeft, valt buiten de heroverweging want deze besmetting is van na de datum in geding. Verdere beperkingen voor de gewrichtsklachten van eiseres zijn niet aan de orde, nu niet is gebleken dat zij lijdt aan artrose of andere gewrichtsontstekingen en zij ook geen fysiotherapie ondergaat. Voor de incontinentieklachten zijn er door de verzekeringsarts al beperkingen aangenomen die zien op het verminderen van druk op de buikstreek. Ook zijn er geen behandelingen meer gaande. Meer beperkingen voor persoonlijk en sociaal functioneren zijn niet aangewezen nu bij eiseres geen psychische stoornis in engere zin is vastgesteld en zij bovendien niet in behandeling is.
15. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen zwaardere beperkingen heeft aangenomen in de FML en ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen. De hart- en longklachten in combinatie met de schildklierproblemen, veroorzaken vermoeidheid waarvoor een urenbeperking aangenomen dient te worden. Het UWV heeft ook ten onrechte niet meer beperkingen aangenomen voor de klachten aan haar handen en armen. Volgens eiseres kunnen deze klachten met terugwerkende kracht verklaard worden door een onlangs vastgesteld CTS
(carpaal tunnel syndroom). Verder zouden de klachten aan rug, benen en voeten verklaard worden door een vastgestelde afwijking aan haar ruggenwervel.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een nadere medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op de datum in geding.
17. Ten aanzien van de urenbeperking vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat er geen medische reden is om een urenbeperking toe te kennen. Eiseres heeft de noodzaak van een urenbeperking ook niet met medische stukken onderbouwd. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is vanwege haar klachten en diagnose, is dat toch nodig om tegen het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in te kunnen gaan.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 29 juli 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 64,82% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als kok pannenkoekenbakker, zodat eiseres voor de overige 35,18% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Het UWV heeft de WIAuitkering van eiseres per 29 juli 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35,18%.
21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 3 oktober 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.