ECLI:NL:RBZWB:2022:5707
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, die op 4 oktober 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd van € 67,95. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij ten onrechte een naheffingsaanslag is opgelegd, omdat hij meerdere pogingen heeft gedaan om een parkeerkaartje te kopen, maar pas na enige tijd succesvol was bij een parkeerautomaat. De heffingsambtenaar heeft hiertegenin gebracht dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij binnen een redelijke termijn de parkeerbelasting heeft voldaan, waarbij de heffingsambtenaar stelt dat er 21 minuten zijn verstreken tussen de constatering van het niet betalen en de betaling zelf.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de bewijslast in eerste instantie op de heffingsambtenaar rust, maar dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de parkeerautomaten niet functioneerden. De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling van belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de heffingsambtenaar, onvoldoende is om de naheffingsaanslag te weerleggen. De rechtbank heeft daarom het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.