In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 20 september 2022, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld tegen een verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van arbeidsmigrantenhuisvesting. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. dr. ing. P. de Haan, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, dat op 3 augustus 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw en het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 september 2022 behandeld, waarbij ook de gemachtigde van het college en de vergunninghoudster aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de verleende omgevingsvergunning ten onrechte heeft gehandhaafd, omdat deze in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit en schorst de omgevingsvergunning tot zes weken na de bekendmaking van een nieuw besluit op bezwaar. De voorzieningenrechter concludeert dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van derden en dat de motivering van het besluit gebrekkig is. Tevens wordt het college opgedragen om het door verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden en de proceskosten te vergoeden, vastgesteld op € 2.277,00.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak van een goede ruimtelijke onderbouwing. De voorzieningenrechter wijst erop dat de vergunninghoudster niet in strijd met het bestemmingsplan kan handelen en dat de tijdelijke huisvesting voor arbeidsmigranten niet als logies kan worden aangemerkt, maar als wonen, wat niet is toegestaan op de betreffende locatie.