ECLI:NL:RBZWB:2022:5693
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2022, wordt het beroep van eiseres behandeld die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 8 februari 2021 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft overschreden, en dat eiseres op 5 mei 2022 een ingebrekestelling heeft ingediend. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling op 10 mei 2022 door de Belastingdienst is ontvangen en dat er sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verplicht de Belastingdienst om binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat de Belastingdienst een dwangsom van € 1.442,- heeft verbeurd, omdat er meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook haar griffierecht van € 50,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 379,50, omdat het beroep gegrond is verklaard.
De rechtbank benadrukt dat de termijn voor het nemen van een besluit recht moet doen aan zowel de reële mogelijkheden van de Belastingdienst om op de aanvraag te beslissen, als aan het belang van eiseres om tijdig een beslissing te ontvangen. De rechtbank wijst het verzoek van de Belastingdienst om een langere termijn af, omdat dit te onbepaald zou zijn. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.