ECLI:NL:RBZWB:2022:5689

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
02-043722-22 en 02-233729-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens stalking van twee slachtoffers met beoordeling van wederrechtelijkheid

Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking van twee slachtoffers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten van stalking, waarbij de verdachte in de periode van 10 tot en met 19 februari 2022 [slachtoffer 1] en van 1 tot en met 20 februari 2022 [slachtoffer 2] zou hebben gestalkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

Bij de beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank gekeken naar de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte, alsook naar de bewijsstukken in het dossier. Voor [slachtoffer 1] oordeelde de rechtbank dat de geringe hoeveelheid berichten die zij ontving in de genoemde periode niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van stalking van [slachtoffer 1].

Wat betreft [slachtoffer 2] oordeelde de rechtbank dat, hoewel er bewijs was dat de verdachte contact met haar had gezocht, de wederrechtelijkheid van zijn gedrag niet kon worden bewezen. De rechtbank concludeerde dat [slachtoffer 2] ook zelf contact met de verdachte had gezocht, waardoor de stalking niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte werd ook vrijgesproken van de stalking van [slachtoffer 2]. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-043722-22 en 02-233729-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. B. Çiçek, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op de zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: in de periode 10 februari 2022 tot en met 19 februari 2022 [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft gestalkt;
feit 2: in de periode 1 februari 2022 tot en met 20 februari 2022 [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft gestalkt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stalking van [slachtoffer 1] . Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van verdachte op zitting, de berichten die zijn gestuurd en de verklaring van verdachte bij de politie dat hij 48 keer naar [slachtoffer 1] heeft gebeld.
Feit 2
De officier van justitie verzoekt verdachte vrij te spreken van stalking van [slachtoffer 2] . Er is voldoende wettig bewijs in het dossier dat verdachte stelselmatig berichten naar aangeefster heeft gestuurd. Uit het dossier kan echter ook worden opgemaakt dat aangeefster bewust contact met verdachte heeft gezocht. Hierdoor ontbreekt de wederrechtelijkheid van het gedrag van verdachte en kan stalking niet wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak voor de stalking van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft verklaard [slachtoffer 1] een aantal malen te hebben gebeld, maar dat is wat anders dan 48 keer en kan niet als stelselmatig worden gekwalificeerd. Ook is niet gebleken van wederrechtelijkheid van zijn gedrag, omdat niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] het contact met verdachte als vervelend heeft ervaren.
Feit 2
Ook voor de stalking van [slachtoffer 2] bepleit de verdediging vrijspraak. Primair kan niet worden bewezen dat het verdachte is geweest die onder andere namen contact heeft gezocht met aangeefster. Subsidiair is de verdediging met de officier van justitie van mening dat de wederrechtelijkheid ontbreekt aangezien aangeefster zelf ook het contact met verdachte heeft gezocht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen beoordelingskader stalking/belaging
Wat in het dagelijks taalgebruik “stalking” wordt genoemd, heet in het Wetboek van Strafrecht (Sr) “belaging”. Daarvan is sprake als een verdachte wederrechtelijk én stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander om die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang. Het gaat daarbij om de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Om voornoemde factoren goed te kunnen beoordelen en wegen, moet de rechtbank de feiten zo precies mogelijk kunnen vaststellen. Daarvoor is een strafdossier nodig waarin duidelijk is waar bepaalde opsporingsresultaten over gaan en vandaan komen. Het dossier in deze zaak is echter erg rommelig met een eindproces-verbaal en verschillende losse processen-verbaal. Daarbij is niet altijd duidelijk waar bepaalde politiebevindingen daadwerkelijk op zijn gebaseerd of waar bepaalde bijlagen precies betrekking op hebben. Zo zitten de screenshots waar [slachtoffer 1] in haar aangifte naar verwijst, niet achter haar aangifte in het eindproces-verbaal, terwijl in de aangifte staat dat ze als bijlage worden toegevoegd. Die bijlagen lijken elders in het eindproces-verbaal te zitten samen met bijlagen die bij de aangifte van [slachtoffer 2] lijken te horen.
Feit 1 Stalking [slachtoffer 1]
heeft verklaard in de periode 10 tot en met 18 februari 2022 verschillende berichtjes en telefoontjes te hebben gekregen die volgens haar allemaal afkomstig zijn van verdachte. Concreet noemt zij:
  • 10 februari 2022 om 18.10 uur een whatsappbericht over een incident met [slachtoffer 2] , waarover verdachte haar ook nog twee facebookberichten heeft gestuurd;
  • 12 februari 2022 om 21.30 uur een anoniem telefoontje waarbij niets werd gezegd en om 22.16 uur nog een keer;
  • 18 februari 2022 om 22.00 uur een appje van een onbekend nummer en daarna nog een smsje van hetzelfde nummer.
De rechtbank overweegt dat, los van de vraag of voornoemde berichten inderdaad van verdachte afkomstig zijn, deze geringe hoeveelheid ontvangen berichten in een periode van negen dagen, zonder aanvullende omstandigheden, niet de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de [slachtoffer 1] . Omdat van aanvullende omstandigheden niet is gebleken, kan alleen al om deze reden de ten laste gelegde stalking niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat verdachte bij de politie niet heeft verklaard dat hij 48 keer met [slachtoffer 1] heeft gebeld, zoals door de officier van justitie lijkt te worden geconcludeerd. In zijn verhoor van 21 februari 2022 is verdachte door de politie wel voorgehouden dat hij 48 keer met [slachtoffer 1] zou hebben gebeld, maar waar deze stelling van de politie op is gebaseerd, is voor de rechtbank niet terug te vinden in het dossier. Ook in de aangifte van [slachtoffer 1] is deze 48 keer bellen niet terug te vinden.
Feit 2 Stalking [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en de behandeling op zitting wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode van 1 tot en met 20 februari 2022 meermalen via social media berichten en vriendschapsverzoeken heeft gestuurd aan [slachtoffer 2] en zich ook bij de woning van [slachtoffer 2] heeft opgehouden. De verklaring van verdachte op zitting dat hij dat niet heeft gedaan, is ongeloofwaardig.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat die inbreuk op de levenssfeer van [slachtoffer 2] niet wederrechtelijk is geweest. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 2] ook contact met hem zocht en hem regelmatig triggerde om weer contact met haar op te nemen. Deze verklaring van verdachte wordt door verschillende stukken in het dossier ondersteund. Allereerst rijst uit de inhoud van de mails die [slachtoffer 2] al in januari 2022 naar haar zeggen van verdachte heeft ontvangen het sterke vermoeden dat [slachtoffer 2] ook contact met verdachte zocht. Voort heeft een tante van verdachte op 28 maart van dit jaar naar verbalisant [verbalisant] gebeld met de mededeling dat [slachtoffer 2] met “haar vriendin” weer langs haar woning liep, terwijl [slachtoffer 2] weet dat verdachte dan bij zijn tante is. Daarop heeft de verbalisant gebeld met [slachtoffer 2] die boos werd en zei dat zij geen locatieverbod had en mocht gaan en staan waar zij wilde. De verbalisant heeft vervolgens uitgelegd dat [slachtoffer 2] verdachte niet moet uitdagen als zij wil dat verdachte geen contact met haar opneemt en dat [slachtoffer 2] dan ook dingen aan moet passen. [slachtoffer 2] zou daar rekening mee houden. Vervolgens ontving de wijkagent een appje van [slachtoffer 2] dat verdachte diverse malen per dag langs haar werk zou fietsen en lopen. Daarop heeft de reclassering direct de enkelbandgegevens van verdachte uitgelezen en bleek dat verdachte helemaal niet meerdere keren per dag langs het werk van [slachtoffer 2] fietst of loopt. Hij komt er ’s avonds om 18.00 uur langs om te gaan eten bij zijn tante en tussen 21.00 en 22.00 uur nog een keer als hij van zijn tante naar huis gaat. Volgens het rapport van de reclassering van 2 september 2022 zijn er daarna geen meldingen van [slachtoffer 2] meer gekomen dat verdachte bij haar in de buurt is geweest. In het laatste aanvullend proces-verbaal van 1 september 2022 merkt ook verbalisant [verbalisant] op dat [slachtoffer 2] geen meldingen meer heeft gedaan van contactpogingen door verdachte.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel uitsluiten dat [slachtoffer 2] ook in de tenlastegelegde periode contact met verdachte heeft gezocht en hem zo heeft getriggerd contact met haar te (blijven) zoeken. Nu het bestanddeel wederrechtelijk niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van feit 2.

5.De benadeelde partij

Feit 2
Uit het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in deze zaak een schadevergoeding van € 1.100,- vordert voor immateriële schade. De door haar gevorderde materiële schade heeft duidelijk betrekking op de zaak met parketnummer 02-128931-22. In die zaak zal de rechtbank bij afzonderlijk vonnis van dezelfde datum uitspraak zal doen.
Nu verdachte in deze zaak zal worden vrijgesproken van het feit waardoor de immateriële schade zou zijn ontstaan, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft op zitting de afwijzing gevorderd van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden die aan verdachte onder parketnummer 02-233728-21 is opgelegd bij vonnis van 31 januari 2022.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de vordering afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Vordering tenuitvoerlegging 02-233728-21
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
Feit 2
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 oktober 2022.