Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking van twee slachtoffers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte twee feiten van stalking, waarbij de verdachte in de periode van 10 tot en met 19 februari 2022 [slachtoffer 1] en van 1 tot en met 20 februari 2022 [slachtoffer 2] zou hebben gestalkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
Bij de beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank gekeken naar de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte, alsook naar de bewijsstukken in het dossier. Voor [slachtoffer 1] oordeelde de rechtbank dat de geringe hoeveelheid berichten die zij ontving in de genoemde periode niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van stalking van [slachtoffer 1].
Wat betreft [slachtoffer 2] oordeelde de rechtbank dat, hoewel er bewijs was dat de verdachte contact met haar had gezocht, de wederrechtelijkheid van zijn gedrag niet kon worden bewezen. De rechtbank concludeerde dat [slachtoffer 2] ook zelf contact met de verdachte had gezocht, waardoor de stalking niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte werd ook vrijgesproken van de stalking van [slachtoffer 2]. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.