ECLI:NL:RBZWB:2022:5688

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
02-001832-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak betreffende voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs

Op 3 oktober 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 19 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging hield in dat de verdachte voorbereidingshandelingen had gepleegd met betrekking tot de handel in harddrugs, specifiek met de stof N-isopropylbenzylamine, die in beslag was genomen in een hotelkamer van de verdachte.

De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging, onderbouwd door een melding van Meld Misdaad Anoniem en de vondst van de stof in de hotelkamer van de verdachte. De verdediging daarentegen betoogde dat er sprake was van een vormverzuim, omdat de doorzoekingen zonder toestemming waren uitgevoerd, en dat de verdachte niet op de hoogte was van de aard van de in beslag genomen stof. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte mogelijk de stof enkel wilde gebruiken voor oplichting en niet voor een Opiumwetdelict.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had om de aangetroffen stof te gebruiken voor het voorbereiden van een Opiumwetdelict. De rechtbank kon niet buiten redelijke twijfel uitsluiten dat het opzet van de verdachte gericht was op oplichting. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Tevens werd er een beslissing genomen over de in beslag genomen goederen, waarbij de rechtbank bepaalde dat deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, en gelastte de teruggave aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-001832-22
vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres [adres verdachte]
raadsman mr. R. van ’t Land, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de handel in harddrugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Kijkend naar de Meld Misdaad Anoniem-melding (MMA) was er voldoende verdenking en mochten de bakken met daarin de kristallen, aanwezig in de hotelkamer van verdachte, in beslag worden genomen. Na toestemming van de rechter-commissaris is vervolgens de kofferbak van de auto van verdachte geopend.
Uit onderzoek van het NFI bleek dat de inhoud van de aangetroffen bakken N-isopropylbenzylamine betrof, een stof die vanwege het uiterlijk wordt gebruikt als versnijdingsmiddel. Deze vaststelling in samenhang bezien met de berichten op de telefoon van verdachte, de aanwezigheid van een weegschaal en gripzakjes en het feit dat verdachte zich in een hotel bevond, acht de officier van justitie voldoende om tot een bewezen-verklaring te komen van het ten laste gelegde feit. Er is naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake van een persoon die handelt in kristallen die worden gebruikt als versnijdingsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om meerdere redenen vrijspraak bepleit.
De verdediging stelt zich allereerst op het standpunt dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De hotelkamer en de kofferbak zijn zonder machtiging en/of toestemming doorzocht. Nadat er vermoed werd dat verdachte in het bezit was van harddrugs, is hij aangehouden en heeft hij in voorlopige hechtenis gezeten. Pas na twee maanden wordt vastgesteld dat de aangetroffen stof geen harddrugs betreft, maar een versnijdingsmiddel. Er is in strijd met artikel 6 EVRM gehandeld zodat wat onder verdachte is aangetroffen, moet worden uitgesloten van het bewijs. Nu verdachte zo lang in voorlopige hechtenis heeft gezeten, is wel duidelijk dat verdachte nadeel heeft ondervonden van dit vormverzuim.
Wanneer de rechtbank niet tot bewijsuitsluiting overgaat, is de verdediging de mening toegedaan dat uit het dossier niet volgt dat verdachte wist welke stof er in de onder hem in beslag genomen bakken zat. Datzelfde geldt voor de uiteindelijke bestemming van de stof.
De verdediging heeft ten slotte betoogd dat wanneer de rechtbank bewezen acht dat verdachte wist om welke stof het ging en hij hier een criminele intentie mee had, nog steeds niet kan worden geconcludeerd dat die intentie zag op een Opiumwetdelict. Doordat N-isopropylbenzylamine volgens de rapportage van het NFI ook als falsificaat wordt gebruikt, kan niet worden uitgesloten dat verdachte de stof enkel wilde gebruiken om anderen op te lichten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van een MMA-melding op 14 november 2021 treedt de politie een hotelkamer binnen en treft daar verdachte aan. In de hotelkamer worden een AH-tas en een koffer in beslag genomen met daarin in totaal 9 bakken gevuld met witachtige kristallen. Er wordt vermoed dat de bakken harddrugs (methamfetamine) bevatten. Uit elke bak wordt een monster genomen en alle monsters reageren op de Methylmethcathinon-amfetaminetest (MMC) door oranje/bruin te kleuren. Deze monsters zijn vervolgens door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht. Het NFI komt tot de conclusie dat de monsters
(vrijwel) uitsluitend N-isopropylbenzylamine bevatten. N-isopropylbenzylamine wordt door het NFI beschreven als een stof die vanwege zijn uiterlijk en bijna gelijke chemische samenstelling gebruikt wordt als vervalsing van methamfetamine. Tevens wordt de stof als versnijdingsmiddel van methamfetamine genoemd. In relatie tot de vervaardiging van Opiumwetmiddelen heeft N-isopropyl-benzylamine geen bekende toepassing.
Los van de vraag of verdachte wel of niet wist wat er precies in de in beslag genomen bakken zat, is voor een bewezenverklaring van het onderhavige feit noodzakelijk dat in voldoende mate vaststaat dat verdachte het opzet had om de aangetroffen stof te gebruiken voor het voorbereiden en/of bevorderen van een Opiumwetdelict. Uit het rapport van het NFI volgt dat N-isopropylbenzylamine als versnijdingsmiddel kan worden gebruikt, maar vanwege zijn chemische samenstelling, die grote gelijkenis vertoont met methamfetamine, ook als falsificaat kan worden gebruikt. De rechtbank kan op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel uitsluiten dat het opzet van verdachte gericht was op oplichting en niet op de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. Het onderzoek dat is verricht naar de in de hotelkamer aangetroffen telefoon maakt dit niet anders. Zij zal verdachte dan ook vrijspraken.
Gelet op de vrijspraak behoeft het vormverzuimverweer van de raadsman naar het oordeel van de rechtbank geen bespreking.

5.De overwegingen omtrent het beslag.

5.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat deze (verdovende) middelen aan verdachte toebehoorden en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang is.
5.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

6.De toepasselijke wetsartikelen.

De opgelegde maatregel berust op de artikelen 36b en 36d van het wetboek van strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen, te weten verdovende middelen (nummers 2 tot en met 10 op de beslaglijst) en 2 stuks cocaïne (nummer 11 op de beslaglijst);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een GSM Princes Traveller (nummer 1 op de beslaglijst) en de koffer (nummer 12 op de beslaglijst);
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 oktober 2022.