In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Harte, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Svb waarin het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een aankondiging van de Svb om de aan eiseres verleende AIO-aanvulling te verhalen, gebaseerd op schenkingen die haar ouders aan haar hadden gedaan. De Svb stelde dat er geen beroep mogelijk was tegen de eerdere brieven van de Svb, waardoor het bezwaar niet inhoudelijk kon worden behandeld. Tijdens de zitting op 27 september 2022 was de Svb niet aanwezig, maar eiseres en haar gemachtigde waren wel aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder de stelling dat de Svb ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had gehandeld, omdat er geen rechtsmiddelenverwijzing was opgenomen in het besluit van de Svb. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.