ECLI:NL:RBZWB:2022:5641
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 september 2022, wordt het beroep van eiser behandeld die zich beklaagde over het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op zijn aanvraag van 1 februari 2021 voor herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist, en dat eiser op 2 maart 2022 de Belastingdienst in gebreke heeft gesteld. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit inmiddels is verstreken en dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen tien weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook zijn griffierecht van € 50,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 379,50, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank overweegt dat de zaak als licht wordt aangemerkt, wat invloed heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers om in beroep te gaan wanneer deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank wijst erop dat de Belastingdienst voldoende tijd moet krijgen om de herbeoordeling zorgvuldig af te ronden, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de rechten van de eiser.