ECLI:NL:RBZWB:2022:5633
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen wijziging geslachtsnaam minderjarige dochter
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de minister voor Rechtsbescherming van 29 juli 2021, waarin de wijziging van de geslachtsnaam van zijn dochter werd aangevraagd. De rechtbank heeft op 28 september 2022 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke kwestie. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Woudwijk, betoogde dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met zijn rol als vader en de omgangsprocedure die gaande was. Eiser stelde dat de wijziging van de geslachtsnaam van zijn dochter, [naam dochter], hem verder uit haar leven zou wissen en dat het belang van het kind niet goed was meegewogen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag om de geslachtsnaam te wijzigen had toegewezen op basis van de regelgeving omtrent geslachtsnaamswijziging. De minister had geconcludeerd dat eiser in de periode na de geboorte van [naam dochter] niet meer dan 206 dagen in gezinsverband met haar en haar moeder had samengeleefd, wat aanzienlijk minder was dan de vereiste termijn. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht het belang van de moeder en [naam dochter] zwaarder had laten wegen dan dat van eiser.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht en concludeerde dat de minister geen doorslaggevend gewicht hoefde toe te kennen aan de omgang die eiser naar eigen zeggen met [naam dochter] had in de periode 2012-2015. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.