Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
2.Het verzoek tot homologatie
Separatisten
Preferente schuldeisers
Concurrente schuldeisers
Separatisten
Preferente schuldeisers
Concurrente crediteuren
3.Het verzoek tot verlenging van de afkoelingsperiode
4.Zienswijze observator
€ 20.000,- opneemt om te voorzien in haar levensbehoefte. Voor Corona was de omzet stabiel en de observator gaat ervan uit dat dit zo zal blijven gelet op het feit dat een groot deel van de klanten, vaste klanten zijn. Ook heeft [verzoekster] relevante kostendrukkende maatregelen genomen (daling personeelskosten en autokosten ). Gelet hierop is er volgens de observator afdoende basis voor continuïteit van de onderneming wanneer de schuldenproblematiek is opgelost. De cash flow zal dan dusdanig zijn dat [verzoekster] het huidige patroon van privé opnames kan voortzetten waardoor zij ook privé rond kan blijven komen, temeer daar haar woonlasten beperkt zijn. De observator merkt verder op dat de nakoming van de financiering voldoende is geborgd nu de financier [rechtspersoon 2] – afkomstig uit de kennissenkring van [verzoekster] - een financieel gegoede partij is. Voorts geeft de observator aan dat de gezamenlijke crediteuren beter af zijn met een WHOA akkoord dan met een alternatief scenario (faillissement, WSNP of een akkoord binnen faillissement). Eindconclusie van de observator is dan ook dat het akkoord in het belang van de gezamenlijke crediteuren is en dat hij geen gronden ziet waarom het akkoord niet aangenomen dient te worden.
Zienswijze van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] met betrekking tot de afkoelingsperiode
6.De beoordeling
in the money’ zijn). Ziet een akkoord uitsluitend op schuldeisers die bij een faillissement geen uitkering te verwachten hebben, dan geldt deze laatste eis niet. Nu zowel klasse 1 (separatist) als klasse 2 (preferente schuldeisers) in the money zijn en beiden voor het akkoord hebben gestemd, is in het onderhavige geval aan de voorwaarden van artikel 383 lid 1 Fw voldaan.