4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster in de ten laste gelegde periode bij verdachte thuis een verzorgpaard had en daar kwam om paard te rijden. Aangeefster was op dat moment minderjarig.
Volgens aangeefster heeft verdachte haar in die periode meerdere malen betast aan haar billen, borsten en vagina. Verdachte ontkent dit.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar is. Zij constateert in dat kader dat de verklaring van aangeefster op belangrijke punten wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. Zo wordt door haar moeder overeenkomstig aangeefster verklaard over het aantal keer per week dat aangeefster naar verdachte ging om paard te rijden, over de aard van de relatie tussen verdachte en aangeefster, over de omstandigheid dat aangeefster geen aangifte wilde doen en over de brief die aangeefster naar verdachte heeft geschreven om te laten weten dat ze niet meer kwam door de ontucht. Ook verklaart moeder overeenkomstig over de situatie dat verdachte aangeefster voor een nachtje wilde meenemen naar een hotel in Drenthe en dat zij zag dat aangeefster achter verdachte stond en nee schudde met haar hoofd richting moeder. Verder heeft moeder verklaard dat zij het telefoongesprek tussen aangeefster en verdachte naar aanleiding van de brief heeft meegeluisterd en daarbij hoorde dat verdachte dreigementen uitte naar aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt aldus op belangrijke punten ondersteund door de verklaring van moeder.
Daarbij komt dat uit de brief van de huisarts uit 2012 blijkt dat aangeefster toen al naar de huisarts is gegaan en daar heeft verteld over het misbruik door verdachte en om hulp heeft gevraagd voor haar psychische klachten als gevolg van het misbruik. Dit draagt bij aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Bovendien merkt de rechtbank op dat aangeefster in de voor verdachte geschreven brief uit 2010 liefdevol blijft praten over verdachte en hun onderlinge relatie, ondanks dat verdachte volgens aangeefster dingen bleef doen bij haar die zij niet wilde waarover aangeefster ook in de brief schrijft. Verder blijkt uit de brief dat verdachte het ‘iedere keer probeert’ en dat aangeefster ‘heel vaak’ heeft gezegd dat ze het niet wil. Dit sterkt de rechtbank verder in de overtuiging van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
Anders dan is betoogd door de verdediging, moet naar het oordeel van de rechtbank op grond van al het voorgaande, in samenhang bezien, de verklaring van aangeefster als geloofwaardig en betrouwbaar worden aangemerkt. Deze verklaring kan dan ook worden gebruikt voor het bewijs. De omstandigheid dat aangeefster niet op elk moment precies hetzelfde heeft verklaard, doet daar niet aan af. Over de kern van het verhaal is telkens voldoende consistent verklaard. Dat over enkele details niet steeds hetzelfde is verklaard, kan naar het oordeel van de rechtbank worden verklaard door het tijdsverloop.
Tegenover de geloofwaardige en betrouwbare verklaring van aangeefster staat de verklaring van verdachte. Dit betreft niet alleen een ontkenning van het feit zelf, maar ook een ontkenning van (de aard van) de relatie met aangeefster (zoals een opa met een kleindochter omgaat, een vriendschap). De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zijn verklaringen ook aantoonbaar niet de waarheid spreekt. Zo verklaart verdachte wisselend en niet naar waarheid over onschuldige zaken, zoals het aantal keren per week dat aangeefster het verzorgpaard bezocht en over het uiteten gaan en de betaling daarvan. Daarover heeft verdachte op zitting verklaard dat hij van mening is dat aangeefster moest betalen, omdat zij het etentje had geïnitieerd. Bij de politie heeft verdachte hierover echter verklaard dat hij vindt dat een kind het etentje niet moet betalen.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of de verklaring van aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel, waarbij geldt dat niet elk onderdeel van de tenlastelegging door twee bewijsmiddelen hoeft te worden bevestigd.
De rechtbank is van oordeel dat die steun kan worden gevonden in de verklaring van [getuige] . Zij was aanwezig op enig moment in de ten laste gelegde periode dat de door aangeefster gestelde ontuchtige handelingen plaatsvonden. [getuige] heeft verklaard dat zij zich kan herinneren dat zij met aangeefster en verdachte op de menkar zat. [getuige] heeft verklaard dat verdachte toen naar hun beide borsten heeft gegrepen.
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van [getuige] moet worden uitgesloten van het bewijs, wordt verworpen. Het enkele feit dat zij haar herinnering op verzoek van aangeefster op papier heeft gezet, maakt nog niet dat haar verklaring als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
De verklaring van [getuige] biedt aldus ondersteuning voor de ten laste gelegde ontuchtige handeling ten aanzien van de borsten. Dit in combinatie met de aangifte, maakt dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde handelingen in de ten laste gelegde periode.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster niet alleen geloofwaardig en betrouwbaar is, maar ook voldoende wordt ondersteund door een ander zelfstandig bewijsmiddel. Aan het wettelijk bewijsminimum wordt aldus voldaan. Daardoor acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij de destijds minderjarige aangeefster.