Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.Het beslag
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 15 maanden;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren van ongeveer 2 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, werd bijgestaan door raadsman mr. H. Raza. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging hield in dat de verdachte cocaïne had ingevoerd, vervoerd of aanwezig had gehad.
De rechtbank oordeelde dat de controle van de verdachte bij de grensovergang tussen België en Nederland op grond van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig was. De Koninklijke Marechaussee (KMAR) had op basis van artikel 50, lid 5 van de Vreemdelingenwet de bevoegdheid om de tas van de verdachte te doorzoeken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, en achtte de bekennende verklaring van de verdachte en het forensisch bewijs voldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig delict. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de beperkte rol die hij speelde in de bredere drugsproblematiek. Daarnaast werd besloten dat bepaalde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte moesten worden teruggegeven, terwijl andere verbeurd verklaard werden.