ECLI:NL:RBZWB:2022:5610

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
02-140924-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne en de bevoegdheid tot doorzoeking door de KMAR

Op 29 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren van ongeveer 2 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, werd bijgestaan door raadsman mr. H. Raza. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging hield in dat de verdachte cocaïne had ingevoerd, vervoerd of aanwezig had gehad.

De rechtbank oordeelde dat de controle van de verdachte bij de grensovergang tussen België en Nederland op grond van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig was. De Koninklijke Marechaussee (KMAR) had op basis van artikel 50, lid 5 van de Vreemdelingenwet de bevoegdheid om de tas van de verdachte te doorzoeken. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, en achtte de bekennende verklaring van de verdachte en het forensisch bewijs voldoende om tot een bewezenverklaring te komen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig delict. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de beperkte rol die hij speelde in de bredere drugsproblematiek. Daarnaast werd besloten dat bepaalde in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte moesten worden teruggegeven, terwijl andere verbeurd verklaard werden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-140924-22
vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 2 kilo cocaïne heeft ingevoerd, dan wel die cocaïne heeft vervoerd dan wel die cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ongeveer 2 kilo cocaïne heeft ingevoerd. Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en op het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI).
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij iets illegaals bij zich had en dat hij ook wist wat het was. De cocaïne is ook bij hem aangetroffen. Er is echter sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Bij een controle in het kader van de Vreemdelingenwet wordt geconstateerd dat verdachte onrechtmatig hier verblijft. Verdachte wordt opgehouden op basis van de Vreemdelingenwet. Er is op dat moment echter geen bevoegdheid bij de ambtenaar van de KMAR om de tas van verdachte aan te raken en vervolgens te openen. Dan wordt de doos in de tas geopend en worden blokken gezien die op verdovende middelen lijken. Dit alles is zonder uitdrukkelijke toestemming of “informed consent” en zonder bevoegdheid gedaan. Gelet op het belang van de geschonden norm moet bewijsuitsluiting van de aangetroffen cocaïne volgen en moet verdachte om die reden worden vrijgesproken .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van het gestelde vormverzuim.
De rechtbank stelt vast dat de controle van verdachte bij de grensovergang tussen België en Nederland heeft plaatsgevonden op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Tijdens deze controle bleek dat verdachte illegaal in een Schengenland verbleef, waarna hij, wederom op grond van de Vw, werd opgehouden. De rechtbank stelt verder vast dat op grond van artikel 50, lid 5 van de Vw de ambtenaren die belast zijn met de grensbewaking en met het toezicht op vreemdelingen, bevoegd zijn de opgehouden persoon aan diens kleding of lichaam te onderzoeken, alsmede zaken van deze persoon te doorzoeken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ambtenaren van de KMAR reeds hierom wel degelijk bevoegd waren om de tas van verdachte en vervolgens de doos in die tas te doorzoeken. Gelet hierop is er geen sprake geweest van een vormverzuim. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Aangezien verdachte over het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 september 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende controle verdachte, opgenomen op pagina’s 116 tot en met 118 van het eindproces-verbaal met nummer PL27YS/22-002239;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgenomen op pagina’s 132 tot en met 134 van het eindproces-verbaal met nummer PL27YS/22-002239;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2022.06.08.064 (aanvraag 001), d.d. 8 juni 2022, opgenomen op pagina 140 van het eindproces-verbaal met nummer PL27YS/22-002239;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2022.06.08.064 (aanvraag 002), d.d. 8 juni 2022, opgenomen op pagina 141 van het eindproces-verbaal met nummer PL27YS/22-002239.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 juni 2022 te Hazeldonk-Oost, gemeente Breda, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2021 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt, onder verwijzing naar jurisprudentie, naar de proceshouding en naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte, dat volstaan kan worden met een gevangenisstraf van 12 maanden in het geval de rechtbank tot een veroordeling zou komen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren van ongeveer 2 kilo cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Vanwege de aard en de ernst van het delict komt alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als sanctie in aanmerking.
Bij de invoer van een hoeveelheid van 2.000 tot 3.000 gram cocaïne, gaan de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 tot 30 maanden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken en met name ook in zaken waarin het om veel grotere hoeveelheden harddrugs gaat. Hoewel verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van drugsproblematiek, is het bewezenverklaarde feit een kleine schakel in die problematiek en de rol van verdachte een beperkte.
De rechtbank heeft slechts beschikking over het Nederlandse strafblad van verdachte. Dat is blanco. Verdachte verblijft echter niet in Nederland en heeft hier ook nooit verbleven.
Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte zowel bij de KMAR als ter zitting openheid van zaken heeft gegeven, en dat het er niet op lijkt dat verdachte enige (financiële) baat bij dit delict heeft gehad.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van kortere duur moet worden opgelegd dan geëist. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden opleggen onder aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
7.1.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd moet worden verklaard, nu dit afkomstig moet zijn van de handel in drugs. De Iphone 11 moet aan verdachte worden teruggegeven, maar de Google Pixel telefoon moet onttrokken worden aan het verkeer. Deze telefoon is namelijk een cryptotelefoon en het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke telefoons door criminele organisaties worden gebruikt met betrekking tot de drugshandel.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat alles aan verdachte moet worden teruggegeven. Met betrekking tot het geld is voldoende duidelijk geworden dat het geld van verdachte is. De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de Iphone 11 aan verdachte teruggegeven moet worden. Dat geldt ook voor de Google Pixel telefoon, aangezien zowel de telefoon zelf als de software op de telefoon legaal verkrijgbaar zijn.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen. Gelet op de inhoud van het dossier en de verklaring op zitting is onvoldoende duidelijk geworden in hoeverre het geldbedrag afkomstig is uit of verband houdt met de bewezenverklaarde invoer van harddrugs. In het dossier noch op zitting is onderbouwd waarom de Google Pixel telefoon als cryptotelefoon moet worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* Telefoon Iphone 11 pro, goednummer PL2700-22-048319-8;
* Google Pixel 3, goednummer PL2700-22-048319-9;
* Contant geld:
3 coupures van € 100,- met een totale waarde van € 300,-
10 coupures van € 50,- met een totale waarde van € 500,-
1 coupure van € 20,- met een totale waarde van € 20,-;
1 coupure van € 5,- met een totale waarde van € 5,-;
1 muntstuk van € 2,- met een totale waarde van € 2,-;
1 muntstuk van € 1,- met een totale waarde van € 1,-;
1 muntstuk van € 0.50,- met een totale waarde van € 0.50,-;
Goednummers PL2700-22-048319-11 /-12 /-13 /-14 /-15.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Diepenhorst, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 september 2022.
De voorzitter en jongste rechter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.