ECLI:NL:RBZWB:2022:5604
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor de bouw van een garage en verzoek om voorlopige voorziening
Op 20 mei 2021 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een garage met een hoogte van 5 meter op een perceel in [woonplaats verzoeker]. Aangezien er niet tijdig op deze aanvraag is beslist, is op 20 juli 2021 van rechtswege een omgevingsvergunning verleend. Verzoeker is eind juli 2021 begonnen met de bouw van de garage. Na de fundering en muren te hebben opgericht, heeft een derde partij handhaving verzocht, omdat de vergunning nog niet gepubliceerd was. De publicatie vond plaats op 2 november 2021, waarna de bezwaartermijn op 10 november 2021 inging. Op 5 november 2021 werd een mondelinge bouwstop opgelegd, die op 9 november schriftelijk werd bevestigd. De derde partij heeft op 24 november 2021 bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, wat op 20 januari 2022 werd aangevuld.
Verzoeker heeft op 22 februari 2022 het college verzocht om de bouwaanvraag gewijzigd te lezen, maar het college heeft op 9 mei 2022 nog steeds geen beslissing genomen op het bezwaar van de derde partij. Verzoeker heeft hierop beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Op 26 juli 2022 heeft het college de bezwaren van de derde partij gegrond verklaard en de omgevingsvergunning geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Verzoeker heeft zijn beroepsgronden aangevuld en verzocht om schadevergoeding en een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. Verzoeker vroeg om schorsing van het bestreden besluit en om toestemming om de kanteldeur van de garage te plaatsen en het dak wind- en waterdicht te maken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de verstrekkende voorziening toe te staan, omdat verzoeker zelf melding had gemaakt van toestemming van het college om het bouwwerk met zeil af te dekken. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.