ECLI:NL:RBZWB:2022:5586

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2722
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) door het UWV. Het primaire besluit van het UWV, gedateerd 30 november 2020, wees de aanvraag af. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 2 juni 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Op 13 juli 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 2 juni 2021 herzien, maar de rechtbank heeft het beroep mede gericht geacht tegen deze herziening.

Op 9 augustus 2022 heeft de gemachtigde van eiser, mr. R.F. Antes, het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, besloten om geen zitting te houden en het onderzoek te sluiten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat het UWV aan zijn verzoek is tegemoetgekomen. De proceskosten, die eiser heeft gemaakt voor rechtsbijstand, zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast moet het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden. De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder opgedragen om deze bedragen aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2722

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.F. Antes),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 30 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 13 juli 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 2 juni 2021 herzien.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 2 juni 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen de beslissing op bezwaar van 13 juli 2022.
Met de brief van 9 augustus 2022 heeft mr. R.F. Antes, procesjurist bij FNV te Rotterdam, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiser heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Omdat eiser het griffierecht heeft voldaan en verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen, moet verweerder aan eiser het griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van in totaal € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan op 27 september 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.