Op 20 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan een vergunninghouder voor de bouw van twaalf tiny houses en een gezamenlijk gebouw in de gemeente Altena. De verzoekers, die in de nabijheid van de bouwlocatie wonen, vorderden een voorlopige voorziening om de uitvoering van de vergunning te schorsen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, gezien de aanstaande start van de bouwactiviteiten medio september 2022.
De voorzieningenrechter overwoog dat de vergunningverlening in strijd was met het bestemmingsplan, dat ter plaatse een agrarische bestemming had. De rechter stelde vast dat de activiteiten 'bouwen' en 'uitvoeren van werken' niet in overeenstemming waren met de bestemmingsplanregels. De voorzieningenrechter concludeerde dat de motivering van het college van burgemeester en wethouders om de vergunning te verlenen onvoldoende was en dat er ernstige twijfels bestonden over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, en werd de omgevingsvergunning geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
Daarnaast werd het college opgedragen het door de verzoekers betaalde griffierecht te vergoeden en werd het college veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 september 2022, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.