ECLI:NL:RBZWB:2022:5571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
02/071678-22, 02/036356-22 (ttz.gev),02/030381-22(ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van wapenbezit, mishandeling, vrijheidsberoving en bedreiging met strafoplegging en schadevergoeding

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2022, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een wapen en munitie, mishandeling van twee slachtoffers, wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn levensgezel, en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 februari 2022 een gaspistool en kogelpatronen voorhanden had, en op 13 februari 2022 twee personen heeft mishandeld. Op 22 maart 2022 heeft hij zijn levensgezel wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd, haar mishandeld en bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door middelengebruik, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar. De straf die werd opgelegd bestond uit een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden waaronder opname in een zorginstelling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die een schadevergoeding van € 9.022,60 vorderde voor materiële en immateriële schade, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en legde de nadruk op de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/071678-22, 02/036356-22 (ttz. gev), 02/030381-22 (ttz. gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
bijgestaan door raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens zijn de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en het beslag aan de orde gekomen. [slachtoffer 3] heeft ter zitting gebruik gemaakt van haar spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Parketnummer 02/030381-22
De verdenkingen komen er – kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte op
4 februari 2022 een gaspistool (feit 1) en kogelpatronen (feit 2) voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 02/036356-22
De verdenkingen komen er – kort en feitelijk weergegeven - op neer dat verdachte op
13 februari 2022 [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) (feit 1) en [slachtoffer 2]
(hierna: Van [slachtoffer 2] (feit 2) heeft mishandeld.
Parketnummer 02/071678-22
De verdenkingen komen er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte op
22 maart 2022 [slachtoffer 3] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd (feit 1), [slachtoffer 3] heeft mishandeld (feit 2) en [slachtoffer 3] heeft bedreigd (feit 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02/071678-22 heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij niet bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 3] heeft belet om te plassen. Van dit gedachtestreepje dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van beide feiten onder parketnummer 02/036356-22 dient te worden vrijgesproken van het slaan met de plank. Hiervoor is volgens de raadsman onvoldoende wettig bewijs in het dossier te vinden. Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02/071678-22 is door de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft belet om te plassen. Hiervoor dient vrijspraak te volgen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/030381-22
De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft deze feiten ook bekend.
Parketnummer 02/036356-22
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 13 februari 2022 [slachtoffer 1] heeft geslagen met zijn vuist en daarna met een plank. [slachtoffer 1] heeft hier pijn aan overgehouden. Voorts heeft verdachte diezelfde nacht [slachtoffer 2] met een plank geslagen en heeft verdachte haar vervolgens met een elleboog in het gezicht gestoten. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 2] letsel opgelopen aan haar oog.
De rechtbank is anders dan de raadsman van oordeel dat er voldoende wettig bewijs voorhanden is voor het slaan met de plank. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierover worden in voldoende mate ondersteund door de bevindingen van de politie die verdachte ter plaatse zien staan met een plank in zijn hand waarmee hij een persoon probeert te slaan en het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 2] . Verder ondersteunen de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] elkaar. Beide aangevers hebben afzonderlijk verklaard over een jongen op het feest die uit het niets boos werd en die hen vervolgens zonder echte aanleiding met een plank heeft geslagen tegen hun hoofd. De rechtbank acht deze modus operandi dusdanig specifiek en eensluidend dat de gedane aangiftes als schakelbewijs van elkaar kunnen dienen.
Parketnummer 02/071678-22
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft belet om te plassen (feit 1). Uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt dat zij meermalen aan verdachte heeft gevraagd of zij mocht plassen, maar dat verdachte hier vervolgens niet op reageerde. Dit kan volgens de rechtbank niet worden aangemerkt als het actief beletten van iemand om te plassen. Van deze handeling zal verdachte worden vrijgesproken. De overige ten laste gelegde handelingen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft deze feiten ook bekend. Dit levert een wederrechtelijke vrijheidsberoving, een mishandeling en een bedreiging op.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/030381-22
feit 1op 4 februari 2022 te Breda een wapen van categorie II, onder 1, te weten een omgebouwd gaspistool, van het merk Ekol, type Tuna, kaliber 6,35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
feit 2op 4 februari 2022 te Breda munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten twee kogelpatronen van het merk Fiocchi en twee kogelpatronen van het merk Geco van het kaliber 6,35 mm voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 02-036356-22feit 1op 13 februari 2022 te Tilburg [slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- te slaan tegen het gezicht en
- met een plank te slaan tegen het hoofd;
feit 2op 13 februari 2022 te Tilburg [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- met een plank te slaan tegen het gezicht en
- met de elleboog tegen het gezicht te stoten;
Parketnummer 02/071678-22feit 1op 22 maart 2022 te Breda opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte
- de telefoon van die [slachtoffer 3] afgepakt en
- die [slachtoffer 3] belet haar kamer te verlaten en
- de lamellen dicht gedaan en de ramen van het verblijf van die [slachtoffer 3] , behorende bij de woning gelegen aan de [adres] , dichtgedaan en
- een fiets voor de deur van het verblijf van die [slachtoffer 3] , behorende bij de woning gelegen aan de [adres] , geplaatst en
- de mond van die [slachtoffer 3] met zijn handen dichtgesnoerd toen ze wilde gillen en
- die [slachtoffer 3] bij haar haren vastgehouden en
- zijn knieën tussen de benen van die [slachtoffer 3] geplaatst en
- die [slachtoffer 3] in de richting van het bed geduwd;
feit 2op 22 maart 2022 te Breda [slachtoffer 3] , zijn levensgezel, heeft mishandeld door
-meermalen tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te slaan en
-meermalen met een stanleymes in de polsen van die [slachtoffer 3] te krassen;
feit 3op 22 maart 2022 te Breda [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een stanleymes boven een brandende waxinelicht gehouden en verwarmd en vervolgens meermalen met dat stanleymes in de polsen, van die [slachtoffer 3] geprobeerd te snijden en
- een cementschep boven een brandende waxinelicht gehouden en verwarmd en vervolgens die cementschep op het gezicht en handen en benen, van die [slachtoffer 3] gedrukt en
- een waterkoker aangezet en vervolgens die waterkoker schuin boven het hoofd van die [slachtoffer 3] gehouden, tengevolge waarvan een aantal druppels op het gezicht van die [slachtoffer 3] zijn gevallen en
- een strijkijzer aangezet en vervolgens dat strijkijzer tegen de bovenbenen van die [slachtoffer 3] gehouden en dat strijkijzer dicht tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] gehouden en
- een deodorantbus op de benen en het kruis van die [slachtoffer 3] gespoten en vervolgens een brandende aansteker hierbij gehouden en met een deodorantbus en een brandende aansteker een steekvlam gemaakt nabij de armen van die [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten en als gevolg daarvan dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte slechts verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht, gelet op de conclusies van de deskundigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om de vraag te kunnen beantwoorden of de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, heeft de rechtbank kennis genomen van de rapporten van de psychiater en de psycholoog. Zij hebben verdachte onderzocht en beoordeeld of de feiten 1 tot en met 3 onder parketnummer 02/071678-22 aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rapporten hebben zich enkel beperkt tot deze feiten en naar de overige bewezenverklaarde feiten is geen onderzoek verricht. Door de deskundigen kan dus ook geen advies worden gegeven over de toerekenbaarheid ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten.
Zowel de psychiater als psycholoog hebben geconstateerd dat bij verdachte ten tijde van de feiten (onder parketnummer 02/071678-22) sprake was van een psychotische stoornis en een stoornis in middelen, te weten cannabis- en lachgasgebruik. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat verdachte de ten laste gelegde feiten volledig onder invloed van zijn psychotische toestandsbeeld heeft gepleegd, hetgeen in beginsel zou leiden tot de conclusie dat sprake is van een volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Toch komen de deskundigen niet tot deze conclusie omdat zij van mening zijn dat de psychotische problematiek van verdachte werd geluxeerd door het middelengebruik. Verdachte kan deels verantwoordelijk worden gehouden voor dit middelengebruik en hij had kunnen weten dat de zeer excessieve hoeveelheden lachgas die hij gebruikte, 400 tot 800 ballonnen per week, negatieve gevolgen zouden kunnen hebben voor zijn psychische stabiliteit en dat hij daardoor dus een risico nam het middel in deze hoeveelheden te gebruiken. Verdachte heeft hiermee actief bijgedragen aan het ontstaan en onderhouden van zijn psychose. De psycholoog en psychiater zijn daarom van oordeel dat deze mate van verwijtbaarheid aan de zijde van verdachte een volledige toerekeningsvatbaarheid in de weg staat en zij komen dan ook tot de conclusie dat de feiten slechts in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Ter zitting heeft de psycholoog [psycholoog] aanvullend verklaard dat de bij verdachte ingetreden psychose niet enkel drugs gerelateerd is geweest. Verdachte kampte al langer met psychotische verschijnselen, maar de inname van dergelijke hoeveelheden lachgas moeten van enige invloed zijn geweest in de uiteindelijke doorzetting van de psychose en dus het plegen van de feiten. Verdachte is met het gebruik van cannabis gestopt en heeft dit middel ingewisseld voor lachgas. Dit laat zien dat hij dus wel enige keuzevrijheid heeft gehad in het wel of niet gebruiken van de middelen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundigen. Zij hebben verdachte onderzocht en hebben in hun rapporten goed onderbouwd uiteengezet waarom ze tot hun conclusies zijn gekomen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte strafrechtelijk – zij het in verminderde mate – verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan, nu de opgetreden psychose deels aan zichzelf te wijten is geweest.
Ondanks dat de deskundigen zich daar niet over hebben uitgelaten, is de rechtbank van oordeel dat ook de andere bewezenverklaarde feiten (onder parketnummers 02/036356-22 en 02/030381-22) in verminderde mate aan verdachte moeten worden toegerekend. Tussen alle feiten zit namelijk een kort tijdsbestek, ongeveer anderhalve maand, en [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij merkte dat het al een tijdje niet goed ging met verdachte en dat hij steeds wantrouwender werd. Zij heeft daarover ook meermaals contact met de huisarts van verdachte gehad. Dit speelde in de periode dat verdachte is overgegaan tot het plegen van de andere bewezenverklaarde feiten. Uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog blijkt voorts dat een goede vriend van verdachte vond dat verdachte vanaf december 2021 achterdochtig was en dat hij in de periode van januari tot en met maart 2022 niet zichzelf was. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat het zeer waarschijnlijk is dat de psychotische stoornis bij de eerdere begane feiten ook al een rol speelde en tevens van invloed is geweest op het plegen van die feiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke straf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden, met uitzondering van de mogelijkheid tot klinische opname. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast kan een voorwaardelijke straf worden opgelegd met daaraan verbonden de geadviseerde voorwaarden, behoudens de mogelijkheid tot klinische opname. De raadsman heeft in tegenstelling tot de officier van justitie verzocht om de proeftijd te beperken tot twee jaar. Verdachte heeft zich de afgelopen tijd goed ontwikkeld en is al een langere tijd abstinent van middelen. Er zijn in de omstandigheden van verdachte geen bijzonderheden die aanleiding geven om een langere proeftijd op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer anderhalve maand schuldig gemaakt aan in totaal zeven strafbare feiten. Op 4 februari 2022 heeft verdachte een gaspistool en kogelpatronen voorhanden gehad. Op 13 februari 2022 heeft verdachte op een carnavalsfeestje twee personen mishandeld. Op 22 maart 2022 heeft verdachte zijn
goede vriendin, ex-partner en huisgenoot [slachtoffer 3] wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd, mishandeld en bedreigd. Dit zijn ernstige feiten, waarbij de rechtbank met name de feiten gepleegd tegen [slachtoffer 3] zwaar weegt. Verdachte heeft er voor gezorgd dat [slachtoffer 3] gedurende een aantal uur haar kamer niet kon verlaten. Vervolgens heeft verdachte haar meermalen mishandeld en op zeer ernstige wijze bedreigd. Zo heeft verdachte onder andere een waterkoker aangezet en deze vervolgens boven het hoofd van [slachtoffer 3] gehouden, is hij met een verwarmde strijkijzer naar haar toegelopen en heeft deze dichtbij haar gezicht gebracht en heeft hij deodorant op haar benen gespoten en hier een brandende aansteker bij gehouden.
Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 3] . De paar uur dat zij door verdachte is vastgehouden in haar eigen woonruimte, moeten voor haar zeer beangstigend zijn geweest. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring is gebleken dat [slachtoffer 3] tot op heden last heeft van hetgeen zij heeft meegemaakt. Zij ervaart nog steeds veel stress en onrust en voelt zich niet meer fijn in haar eigen woonruimte. Ook is zij tijdelijk gestopt met werken en heeft zij tot op heden nog niet haar baan als vrachtwagenchauffeur volledig kunnen oppakken. Deze gevolgen zijn veroorzaakt door verdachtes handelen.
Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de gevolgen die deze hebben gehad, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende afdoening is. Voor de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in strafverminderende zin rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten. Ook heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte ter zitting spijt heeft betuigd richting [slachtoffer 3] en dat het inmiddels beter met hem gaat. Tot slot stelt de rechtbank vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Tevens is rekening gehouden met de over verdachte opgestelde rapportages. Een psycholoog, een psychiater en de reclassering hebben onderzoek verricht en adviseren om als bijzondere voorwaarde de opname in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) op te leggen. Deze opname heeft als belangrijkste doel bestendiging van het huidige evenwicht, door onder meer medicatie-inname en blijvende abstinentie van middelen, het werken aan een toename van probleeminzicht door onder meer psycho-educatie en delict analyse en het vergroten van beschermende factoren, zoals werk/dagbesteding en financiën. De heer [naam 1] , reclasseringswerker, heeft ter zitting verklaard dat de indicatiestelling inmiddels is afgerond en dat er onlangs een intake bij FPA De Mare heeft plaatsgevonden. Verdachte kan daar op 3 of 17 oktober 2022 terecht. Verder heeft de reclassering in haar rapport geadviseerd om naast de opname in een FPA de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod en verplichte medewerking aan schuldhulpverlening. Ter zitting heeft de heer [naam 1] hierop aangevuld dat de mogelijkheid tot klinische opname, genoemd onder het kopje ambulante behandeling, niet meer wordt geadviseerd gelet op hetgeen de Hoge Raad daarover recent heeft beslist. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bereid is om mee te werken aan de geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte wordt geholpen met zijn problematiek om zo nieuwe delicten in de toekomst te voorkomen. Verdachte heeft vanaf 17 oktober 2022 gegarandeerd een plek bij FPA De Mare . Indien de eis van de officier van justitie wordt gevolgd, betekent dit dat verdachte nog een maand langer in detentie dient te verblijven en dat er opnieuw een plek moet worden gezocht bij een FPA. Dit acht de rechtbank niet wenselijk. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel worden de bijzondere voorwaarden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder de opname in een FPA. De bijzondere voorwaarden waaraan verdachte zich gedurende de proeftijd dient te houden zijn uiteengezet in het dictum. De rechtbank ziet in de zwaarte van de problematiek van verdachte aanleiding om aan de voorwaardelijke straf een proeftijd van drie jaar te verbinden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Tot slot beslist de rechtbank dat de opgelegde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op de ernst van de feiten en de rapporten omtrent de persoon, waaruit naar voren komt dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van de passende hulp.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 9.022,60 voor feit 1 tot en met 3 onder parketnummer 02/071678-22. Dit bedrag bestaat voor € 6.022,60 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in zoverre verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Het totale bedrag van € 6.022,60 bestaat uit de volgende bedragen:
  • verlies eigen risico en eigen bijdrage: € 666,65;
  • verlies overuren en toeslagen: € 3.262,20;
  • onherstelbaar beschadigde televisie en verzekering: € 1.778,99;
  • kosten nieuwe sloten: € 302,16;
  • aanschaf medicatie: € 12,60.
Deze schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van een rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de raadsman onvoldoende gemotiveerd heeft betwist waarom het verlies van eigen risico en het verlies van overuren niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De benadeelde partij heeft deze schadeposten voldoende onderbouwd.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijke letsel, dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte heeft opgelopen, een grondslag vormt voor de toewijzing van de vordering tot immateriële schadevergoeding. Voorts is de benadeelde partij op “andere wijze” in haar persoon aangetast nu uit de onderbouwende stukken is gebleken dat zij aan de feiten geestelijk letsel heeft overgehouden, namelijk PTSS. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 3.000,00 billijk. Zij zal dit bedrag dan ook in zijn geheel toewijzen.
Totale schade, schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen. Het toegewezen bedrag van € 9.022,60 dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen.

9.Het beslag

9.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen auto aan de rechthebbende.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 282, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/030381-22
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 02/036356-22
feit 1: mishandeling;
feit 2: mishandeling;
Parketnummer 02/071678-22
feit 1: opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
feit 2: mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
feit 3: bedreiging, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden, waarvan vijf (5) voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij de Reclassering Nederland op het nummer 088-8041505 . Verdachte blijft zich hierna fysiek melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. In beginsel zal de reclassering verdachte bezoeken, zolang hij op binnen de FPA verblijft;
* dat verdachte zich verplicht laat opnemen in FPA De Mare of een andere soortgelijke instelling, dit ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer- directeur van die instelling zullen worden gegeven. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich, indien geïndiceerd na de klinische behandeling, laat behandelen door een nader te bepalen forensisch FACT-team of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra verdachte hiertoe in staat wordt geacht. De toezichthouder meldt verdachte hiervoor aan. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, indien de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte zich op het gebied van drugsgebruik houdt aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich op het gebied van alcoholgebruik dient te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* dat verdachte meewerkt aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de rechthebbende, te weten een personenauto met kenteken [kenteken]
Benadeelde partij [slachtoffer 3] t.a.v. de feiten onder parketnummer 02/071678-22
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 9.022,60, waarvan € 6.022,60 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] , € 9.022,60 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 80 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 september 2022.