In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. S.B.C. Nicolaes, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op de verdenking dat de verdachte samen met een of meer anderen zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor hennepteelt.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt. De verdachte had verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van hennepgerelateerde goederen in het bedrijfspand en dat hij geen actieve rol had gespeeld in de verkoop ervan. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medeplichtige, aangezien dit niet ten laste was gelegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen en de onttrekking aan het verkeer van andere in beslag genomen voorwerpen, die in strijd met de wet waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. P. Kooijman als voorzitter fungeerde, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2022.