ECLI:NL:RBZWB:2022:5527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5697
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na afwijzing door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres, die als administratief medewerker werkte, had zich op 11 juni 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV had haar aanvraag op 19 mei 2020 afgewezen, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 11,66%. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, omdat zij van mening was dat het UWV haar beperkingen niet correct had beoordeeld en dat het onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten, die door (verzekerings)artsen waren opgesteld, zorgvuldig tot stand waren gekomen en aan de vereisten voldeden. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd kan worden op de subjectieve klachten van eiseres, maar dat er een objectieve medische onderbouwing nodig is.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 8 juni 2020 voor 11,66% arbeidsongeschikt was en dat zij daarom geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de afwijzing van het UWV te herzien. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5697

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Marcus),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), het UWV
(gemachtigde: mr. D.E.C. Veugen).

Procesverloop

Met het besluit van 19 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 11,66%.
Met het besluit van 15 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als administratief medewerker. Zij heeft zich op 11 juni 2018 wegens belemmerende gezondheidsklachten ziekgemeld.
2. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen functie, maar dat er drie functies (met twee restfuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 88,34% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 11,66%.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld en is er geen aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen.

Wat eiseres vindt

4. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, vooral omdat de beoordeling uitsluitend telefonisch heeft plaatsgevonden. Tevens voert eiseres aan dat onvoldoende rekening is gehouden met haar belangen en het besluit onvoldoende is gemotiveerd en hiermee in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5. Ten aanzien van de medische situatie stelt eiseres meer beperkt te zijn wegens haar rugklachten en nekklachten. Ook merkt eiseres op dat het medisch rapport en de FML inconsistenties bevatten. Zo blijkt uit het medisch rapport van de arts dat hij eiseres beperkt acht als het gaat om conflicthantering, maar dat dit niet is opgenomen in de FML. Tot slot voert eiseres aan dat er een CT-scan zal worden uitgevoerd wegens haar nekklachten, die al op 13 juli 2020 bekend waren.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 11,66 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 8 juni 2020 (datum in geding) en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per de datum in geding voor 11,66% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings)artsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft een telefonisch spreekuur verricht. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnoses en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 11 januari 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Tevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een spreekuurcontact verricht en eiseres lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
11
.Eiseres heeft in beroep medische informatie ingebracht. De rechtbank heeft naar aanleiding van deze medische informatie het UWV gevraagd de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierop te laten reageren. Het UWV heeft laten weten dat het zich afvraagt of dat nodig is, nu het medische informatie betreft van ruim na de datum in geding en niet blijkt dat de in de brief beschreven medische informatie van toepassing is op de datum in geding. Naar aanleiding hiervan is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een nadere reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet (meer) nodig is. Zoals het UWV terecht opmerkt betreft het medische informatie van ruim na de datum in geding en heeft deze medische informatie ook niet direct betrekking heeft op de medische situatie ten tijde van de datum in geding. In dat verband is ook relevant dat de medische informatie melding maakt van het feit dat er sinds een aantal weken sprake is van uitstraling van de pijn naar armen en vingers.
12. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dat het onderzoek door de primaire arts telefonisch heeft plaatsgevonden leidt niet tot een andere conclusie. Temeer nu eiseres in bezwaar gezien en onderzocht is door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De arts gaat uit van de diagnoses rugpijn aspecifiek chronisch, burn-out en posttraumatische stress stoornis. Hij heeft aangenomen dat er sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
14
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 11 januari 2021 uiteengezet dat er alleen een lichte bijstelling van de diagnoses op het psychische vlak hoeft plaats te vinden, namelijk naar ADHD in combinatie met een borderline persoonlijkheidsstoornis. De conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres kan in stand blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat de primair opgestelde beperkingen aansluiten bij de aard en ernst van de aanwezige medische problematiek.
15. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen voor de rugklachten en nekklachten. Eiseres merkt op dat zij de gehele dag pijn heeft en zonder medicatie niet kan functioneren door de pijn. Tevens geeft eiseres aan dat de FML en de medisch rapporten inconsistenties bevatten. Zo blijkt uit het medisch rapport van de arts dat eiseres beperkt is ten aanzien van conflicthantering. Dit wordt echter niet vastgesteld in de FML. Tevens geeft eiseres aan dat de rugklachten door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het medisch rapport worden aangenomen, maar deze klachten onvoldoende zijn vertaald in beperkingen die zijn opgenomen in de FML.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullend rapport van 6 augustus 2021 gereageerd op hetgeen eiseres heeft aangevoerd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er al voldoende rekening gehouden met de pijnklachten van eiseres. Voor de rugklachten van eiseres dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de objectiveerbare klachten en de niet objectiveerbare klachten. Met de objectiveerbare klachten is er in voldoende mate rekening gehouden in de FML. Voor de onverklaarbare klachten die niet te objectiveren zijn kan er in beginsel geen beperking aangenomen worden. Met het medicatiegebruik is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep al rekening gehouden door een beperking aan te nemen voor het beroepsmatig besturen van een vervoersmiddel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat eiseres op het punt van conflicthantering normaal belastbaar is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het in het rapport opgenomen omdat eiseres niet onbeperkt belastbaar is. Functies die op dit punt sterk boven de norm uitkomen zouden daarom niet geschikt zijn. Dit geldt ook als het gaat om de rugklachten die in het medisch rapport zijn aangenomen, maar niet direct tot beperking in de FML hebben geleid. Het UWV heeft het standpunt ten aanzien van de conflicthantering nog een keer herhaald in zijn brief van 3 augustus 2022.
17
.Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het standpunt van eiseres dat de aangenomen medische beperkingen niet juist of voldoende zijn vertaald in de FML niet hoeft te worden gevolgd. Dat eiseres verdergaand beperkt is, is niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 8 juni 2020.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 14 mei 2020 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. Gelet op de brief van het UWV van 3 augustus 2022 kan worden aangenomen dat de arbeidskundige daarbij acht heeft geslagen op het rapport van de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft het UWV nog gesteld dat van een overschrijding op het item conflicthantering geen sprake is. Eiseres heeft hier in beroep geen argumenten tegen aangevoerd.
De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 8 juni 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 88,34% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als administratief medewerker, zodat eiseres voor de overige 11,66% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

21. De rechtbank overweegt tot slot dat de Wet WIA bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid voor een belangenafweging geen ruimte biedt, zodat de rechtbank aan deze beroepsgrond van eiseres voorbij gaat. Ook aan eiseres haar beroepsgrond dat zij onredelijk wordt getroffen door het bestreden besluit, kan geen betekenis toekomen. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op minder dan 35% bestaat op grond van artikel 54, in samenhang met artikel 5, van de Wet WIA geen recht op een WIA-uitkering.
22. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 8 juni 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor 11,66% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 september 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 20 april 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.