ECLI:NL:RBZWB:2022:5513

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9748
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake ZW-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 oktober 2020, waarin haar recht op een ZW-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft op 22 september 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. De rechtbank oordeelde dat het UWV op 14 juni 2022 aan verzoekster tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De kosten werden vastgesteld op € 1.518,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank overwoog dat het UWV ook het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig was.

Het beroep is eerder besproken op de zitting van 9 december 2021, waar verzoekster, haar gemachtigde en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank had het onderzoek heropend na een beslissing op 21 december 2021, omdat het onderzoek niet volledig was geweest. Een verzekeringsarts heeft op verzoek van de rechtbank een rapport opgesteld, waarna het UWV op 14 juni 2022 een gewijzigde beslissing nam, waarin verzoekster alsnog recht op voortzetting van haar ZW-uitkering kreeg. Verzoekster trok haar beroep in op 5 juli 2022, met het verzoek om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.

De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9748 ZW
uitspraak van 22 september 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 oktober 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar recht op een ZW-uitkering.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 9 december 2021. Hierbij waren aanwezig verzoekster, haar gemachtigde, en namens het UWV
[naam vertegenwoordiger] . Tevens was voor verzoekster aanwezig haar psycholoog, [naam psycholoog] . Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Met de beslissing van 21 december 2021 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en bepaald dat een verzekeringsarts als deskundige zal worden opgedragen onderzoek te verrichten en daarvan schriftelijk verslag uit te brengen, omdat de rechtbank in raadkamer tot de conclusie was gekomen dat het onderzoek niet volledig was geweest.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van medisch adviesbureau [naam bedrijf] heeft op verzoek van de rechtbank op 4 april 2022 een verzekeringsgeneeskundig expertiserapport opgemaakt.
Naar aanleiding van dit expertiserapport heeft het UWV op 14 juni 2022 een gewijzigde beslissing op het bezwaar van verzoekster genomen, inhoudende dat zij per 8 augustus 2020 alsnog haar recht op voortzetting van haar ZW-uitkering behoudt.
Bij brief van 24 juni 2022 heeft de rechtbank hierop gevraagd aan verzoekster of het gewijzigde besluit van 14 juni 2022 aanleiding is om haar beroep in te trekken.
Vervolgens heeft verzoekster met de intrekkingsverklaring van 5 juli 2022 haar beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. In de brief van
29 juli 2022 heeft het UWV aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank omtrent de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 14 juni 2022 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 22 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.