In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 13 oktober 2020, waarin haar recht op een ZW-uitkering werd afgewezen. De rechtbank heeft op 22 september 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. De rechtbank oordeelde dat het UWV op 14 juni 2022 aan verzoekster tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De kosten werden vastgesteld op € 1.518,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank overwoog dat het UWV ook het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen veroordeling nodig was.
Het beroep is eerder besproken op de zitting van 9 december 2021, waar verzoekster, haar gemachtigde en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren. De rechtbank had het onderzoek heropend na een beslissing op 21 december 2021, omdat het onderzoek niet volledig was geweest. Een verzekeringsarts heeft op verzoek van de rechtbank een rapport opgesteld, waarna het UWV op 14 juni 2022 een gewijzigde beslissing nam, waarin verzoekster alsnog recht op voortzetting van haar ZW-uitkering kreeg. Verzoekster trok haar beroep in op 5 juli 2022, met het verzoek om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten, conform artikel 8:54, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Pasmans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.