ECLI:NL:RBZWB:2022:5512
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting was voldaan voor de auto die op 24 juli 2021 geparkeerd stond aan de Lange Nieuwstraat te Tilburg. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank besloot dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank onderzocht of de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Belanghebbende had via een parkeerapp betaald voor een andere parkeerzone dan waar hij daadwerkelijk geparkeerd stond. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat het voor belanghebbende voldoende kenbaar was in welke zone hij parkeerde. Er waren borden en parkeerautomaten aanwezig die de verplichting tot het betalen van parkeerbelasting duidelijk maakten. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende onvoldoende had gedaan om zich op de hoogte te stellen van het parkeerregime ter plaatse, en dat zijn beroep ongegrond was.
De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Belanghebbende kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.