ECLI:NL:RBZWB:2022:5504

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5328
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een gezondheidscentrum met zorgwoning in strijd met het bestemmingsplan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het realiseren van een gezondheidscentrum met zorgwoning op het perceel [adres 1] 13 en Achter het [adres 1] 12 te [plaatsnaam 1]. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg op 26 mei 2021, en het bestreden besluit van 26 oktober 2021 handhaafde deze vergunning na bezwaar van eiser. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend, ondanks de beroepsgronden van eiser. De rechtbank constateert dat de vergunning is verleend voor de activiteiten 'bouwen', 'gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan' en 'het realiseren van een uitrit'. Eiser stelt dat het plan niet voldoet aan de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan, maar de rechtbank oordeelt dat de reguliere activiteiten van een gezondheidscentrum onder de toegestane gebruiksmogelijkheden vallen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen gepresenteerd dat het gezondheidscentrum in strijd met het bestemmingsplan zal worden gebruikt.

Wat betreft de zorgwoning oordeelt de rechtbank dat deze als een beschermde woonvorm kan worden beschouwd, en dat er geen reden is om aan te nemen dat deze in strijd met de gebruiksvoorschriften zal worden gebruikt. De rechtbank concludeert dat de vergunningaanvraag niet in strijd is met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan en dat het college terecht heeft geoordeeld dat het voorliggende plan in de gebruiksvoorschriften past. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Vermeirssen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, verweerder.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghouder] uit [plaatsnaam 2]
(vergunninghouder)
.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het realiseren van een gezondheidscentrum met zorgwoning op het perceel [adres 1] 13 en Achter het [adres 1] 12 te [plaatsnaam 1] .
1.1
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 26 mei 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 26 oktober 2021 op het bezwaar van eiser is heeft het college de vergunning, met aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, [naam vertegenwoordiger 1] namens het college en
[naam vertegenwoordiger 2] als vertegenwoordiger van de vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid een omgevingsvergunning heeft verleend voor het realiseren van een gezondheidscentrum met zorgwoning op het perceel [adres 1] 13 en Achter het [adres 1] 12 te [plaatsnaam 1] . Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
De rechtbank constateert dat vergunning is verleend voor de activiteit ‘bouwen’, de activiteit ‘gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’ en de activiteit ‘het realiseren van een uitrit’. De vergunning is verleend in afwijking van het bestemmingsplan, omdat de dakdoorvoeren niet voldoen aan de maximale hoogte en omdat de toegangsdeur tot de garage te breed is. Het college is er bij de vergunningverlening vanuit gegaan dat het plan past binnen de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. De beroepsgronden van eiser zien niet op de strijd met de bouwvoorschriften van het bestemmingsplan, zodat de rechtbank daar ook niet aan zal toetsen.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Past het plan in de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan?
4. Eiser stelt dat het plan niet voldoet aan de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. Dat ligt enerzijds in de omstandigheid dat niet duidelijk is welke activiteiten in het gezondheidscentrum plaats zullen vinden. Anderzijds stelt eiser dat een zorgwoning niet past, omdat de bestemming ‘ [naam bestemming] ’ geen ruimte biedt voor een woning.
4.1
De rechtbank constateert dat het perceel waarop de vergunde ontwikkeling plaats vindt, ligt in bestemmingsplan ‘Binnenstad’ en de bestemming ‘ [naam bestemming] ’ heeft. Onder deze bestemming zijn onder andere maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op grond van artikel 1.61 en 1.62 van de planvoorschriften zijn dat voorzieningen gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, medische, zorgverlenende, educatieve, levensbeschouwelijke, en openbare dienstverlening als ook beschermde woonvormen, sport, cultuur en ontspanning, verenigingsleven, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
Uit de vergunning blijkt niet precies welke activiteiten plaats zullen vinden in het gezondheidscentrum. Vergunninghouder heeft nog geen huurder of huurders voor het pand. Volgens vaste jurisprudentie [1] moet bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts moest worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, doch mede of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Een bouwwerk moet in strijd met de bestemming worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
De rechtbank is van oordeel dat de reguliere activiteiten van een gezondheidscentrum vallen onder de toegestane gebruiksmogelijkheden voor een voorziening, gericht op medische en zorgverlenende dienstverlening. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen voorgelegd op grond waarvan moet worden aangenomen dat het gezondheidscentrum voor activiteiten zal worden gebruikt die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Door een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit ‘gezondheidscentrum’ heeft het college voldoende afgebakend welke activiteiten in het pand mogen plaatsvinden
4.2
Voor wat betreft de zorgwoning is het volgende van belang. Het bestemmingsplan staat ‘beschermde woonvormen’ toe. Volgens de vergunning wordt een ‘zorgwoning’ vergund. Ter zitting heeft het college verklaard dat het begrip ‘zorgwoning’ verwijst naar de definitie in artikel 1:110 van de planvoorschriften. Volgens het college is een zorgwoning een beschermde woonvorm. Eiser vindt dat het begrip ‘beschermde woonvormen’ uit de bestemming ‘maatschappelijk’ niet gelijk is aan het begrip ‘zorgwoning’.
De rechtbank ziet niet in waarom een zorgwoning, zoals gedefinieerd in artikel 1:110 van de planvoorschriften niet beschouwd zou kunnen worden als een beschermde woonvorm. De essentie van beide woonvormen is namelijk dat het gaat om personen die niet zelfstandig wonen en geestelijke en/of lichamelijke verzorging of begeleiding behoeven. Door de activiteit ‘zorgwoning’ te vergunnen heeft het college voldoende duidelijk gemaakt dat in dit gedeelte van het pand geen personen gehuisvest mogen worden die zelfstandig of nagenoeg zelfstandig kunnen wonen.
De exacte invulling van deze woning is nog onduidelijk. Vergunninghouder heeft nog geen huurder of huurders. Vergunninghouder heeft ter zitting duidelijk gemaakt dat hij begrijpt dat een beschermde woonvorm is vereist, dat hij begrijpt dat hij aan zal moeten sluiten bij wat het bestemmingsplan toestaat en dat de woning niet als reguliere woning gebruikt mag gaan worden. Er is dus geen aanleiding te veronderstellen dat de zorgwoning in strijd met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan gebruikt zal worden.
4.3
De rechtbank oordeelt dan ook dat de vergunningaanvraag niet in strijd is met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan en dat het college dus terecht heeft geoordeeld dat het voorliggende plan in de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan past.
Voorziet het plan in voldoende parkeerplaatsen en laad- en losgelegenheid?
5. Eiser geeft aan dat er onvoldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het is onduidelijk welke functies in het gebouw komen en daardoor is ook niet duidelijk met welke parkeernormen gewerkt moet worden. De door het college genoemde parkeernormen zijn te laag. Volgens eiser geldt bijvoorbeeld voor een huisartsenpraktijk een norm tussen 1,8 en 2,3 parkeerplaatsen per behandelkamer (uitgaande van een sterk stedelijke omgeving in het centrum). Volgens het CROW is de maximaal acceptabele loopafstand voor parkeerplaatsen 100 m. Door de parkeerdruk in de omgeving zijn de parkeerplaatsen die tekort komen ook niet op te vangen in de omgeving.
Eiser stelt daarnaast dat ten onrechte geen aandacht is besteed aan de vereiste laad- en losmogelijkheden bij het gezondheidscentrum.
5.1
Het college komt op basis van de CROW-normen tot 16 benodigde parkeerplaatsen. Het college gaat daarbij uit van 1,4 parkeerplaats voor de zorgwoning en 13,95 parkeerplaatsen voor het gezondheidscentrum (9 x 1,55). In het pand worden 11 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dat zijn er vijf te weinig, maar die kunnen in de omgeving worden opgevangen. Het college verwijst daarbij naar de parkeerstrook aan het [adres 2] .
Het college stelt dat overal in het centrum geladen en gelost mag worden. Stremming als gevolg van laden en lossen is inherent aan het wonen in een historische binnenstad.
5.2
De rechtbank is van oordeel van deze beroepsgrond niet kan slagen.
Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.
Eiser beroept zich op strijd met de parkeernomen en de vereiste laad- en losmogelijkheden. De parkeernormen of normen voor laden en lossen die het CROW heeft opgesteld zijn niet in het bouwbesluit en in dit geval ook niet in het bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand opgenomen. Wel is in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening [plaatsnaam 1] opgenomen dat er voldoende parkeergelegenheid en gelegenheid tot laden en lossen bij een gebouw moet zijn. Echter, met de invoering van de Reparatiewet BZK 2014 is de wettelijke grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen, zoals bepalingen over parkeren, per 1 juli 2018 komen te vervallen, waardoor dit artikel onverbindend is. Dat betekent dat het college hier niet aan mag toetsen. Omdat het college de vergunning niet mag weigeren wegens strijd met de CROW-normen, is de vraag hoeveel parkeerplaatsen vereist zijn op basis van die normen en of het tekort aan plaatsen in de omgeving opgevangen kan worden juridisch niet relevant. Datzelfde geldt voor het afwezig zijn van een specifieke laad- en losgelegenheid. Het college mocht hier niet aan toetsen en mocht de vergunning dus niet weigeren wegens een tekort aan parkeerplaatsen of een laad- en losgelegenheid.

Conclusie en gevolgen

6. Nu er zich geen weigeringsgronden voordoen, had het college geen reden om de gevraagde vergunning te weigeren. De vergunning is daarom terecht verleend. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 23 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bestemmingsplan Binnenstad

Artikel 1 Begrippen

1.61
Maatschappelijk
Voorzieningen en instellingen, gericht op het aanbieden en uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, medische, zorgverlenende, educatieve, levensbeschouwelijke, en openbare dienstverlening als ook beschermde woonvormen, sport, cultuur en ontspanning, verenigingsleven, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.
1.62
Maatschappelijke voorzieningen
Zie ‘maatschappelijk’.
1.99
Wonen
De huisvesting van personen die zelfstandig, of nagenoeg zelfstandig dan wel onder geringe en vrijblijvende begeleiding plaatsvindt.
1.110 Zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 21 Gemengd - 13

21.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘ [naam bestemming] ’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren zoals opgenomen in de Staat van kantoren in bijlage 3;
b. maatschappelijke voorzieningen;
c. al dan niet ondergronds gebouwde parkeer – en fietsvoorzieningen met bijbehorende toegangen;
d. voor wat betreft de onbebouwd blijvende delen voor openbare ruimte, groenvoorzieningen en verkeersareaal;
e. ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein” (ev); tevens een evenemententerrein;
f. ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie 2” (h≤2); tevens een horecabedrijf van maximaal categorie 2 zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten;
g. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” (nv): tevens een nutsvoorziening;
[. . .]

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 31 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4746