Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ongeveer vier jaar, van 1 juni 2017 tot 23 september 2021, in totaal € 105.725 heeft gestolen van zijn kwetsbare oom. De verdachte maakte gebruik van de overschrijvingskaarten van zijn oom zonder diens toestemming. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 september 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal door middel van een valse sleutel, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.
De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan verdiepingsdiagnostiek. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen bij niet-naleving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van zijn verstandelijk beperkte oom, wat als strafverzwarende omstandigheid werd meegewogen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, vorderde een schadevergoeding van € 105.000, welke door de rechtbank volledig werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 september 2021.
De rechtbank benadrukte het belang van het behoud van de werkgelegenheid van de verdachte om verdere financiële problemen te voorkomen en om de schade aan zijn oom te kunnen vergoeden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel na te komen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.