ECLI:NL:RBZWB:2022:5492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
02-014902-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door middel van valse sleutel van kwetsbaar slachtoffer met langdurige schadevergoeding

Op 22 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ongeveer vier jaar, van 1 juni 2017 tot 23 september 2021, in totaal € 105.725 heeft gestolen van zijn kwetsbare oom. De verdachte maakte gebruik van de overschrijvingskaarten van zijn oom zonder diens toestemming. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 september 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan diefstal door middel van een valse sleutel, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.

De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan verdiepingsdiagnostiek. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen bij niet-naleving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van zijn verstandelijk beperkte oom, wat als strafverzwarende omstandigheid werd meegewogen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, vorderde een schadevergoeding van € 105.000, welke door de rechtbank volledig werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 september 2021.

De rechtbank benadrukte het belang van het behoud van de werkgelegenheid van de verdachte om verdere financiële problemen te voorkomen en om de schade aan zijn oom te kunnen vergoeden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel na te komen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-014902-22
vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1970 [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte € 105.725,= heeft gestolen van [slachtoffer] door meermaals zonder zijn toestemming gebruik te maken van de overschrijvingskaarten van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal door middel van een valse sleutel heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstal door middel van een valse sleutel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 8 september 2022;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [slachtoffer] d.d. 24 september 2021, pagina 3 tot en met 6 van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2021256281 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 102.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2017 t/m 23 september 2021 te Colijnsplaat,
telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
geldbedragen voor een totaal van 105725 euro, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte telkens dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door telkens zonder toestemming gebruik te maken van een
overschrijvingskaart toebehorende aan die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van zijn verstandelijk beperkte en analfabete oom, door zonder zijn toestemming gebruik te maken van overschrijvingskaarten en op die wijze geld van de rekening van zijn oom over te maken naar zijn eigen rekening. Dit gebeurde gedurende een periode van ruim vier jaar. Verdachte maakte gedurende die periode meerdere keren per maand aanzienlijke geldbedragen naar zichzelf over die hij gebruikte om in zijn eigen behoefte, en dan met name zijn behoefte aan prostituees en escorts, te voorzien. In totaal heeft hij een bedrag van € 105.725,= van zijn oom gestolen. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij op deze manier misbruik heeft gemaakt van een kwetsbare persoon met wie hij een vertrouwensrelatie had, en dat hij lange tijd is doorgegaan met het stelen van geld van zijn oom, óók nog nadat hij hierop is aangesproken door zowel zijn vader als zijn zus. De rechtbank weegt dat dan ook als strafverzwarende omstandigheden mee. Dat geldt ook voor de hoogte van het geldbedrag dat verdachte uiteindelijk in totaal heeft weggenomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 1 september 2022. Hieruit volgt dat verdachte al eerder betrokken zou zijn geweest bij het wegnemen van geld, namelijk uit de verenigingskas van de lokale voetbalclub. Ondanks dat er bij verdachte blijkens zijn strafblad geen sprake is van een delictpatroon, constateert de reclassering op basis van deze omstandigheid dat het feit deel uitmaakt van een zorgelijke ontwikkeling. Het delictgedrag van verdachte lijkt verklaarbaar uit financieel gewin ten behoeve van het bekostigen van een escortservice of prostituee. Verder constateert de reclassering problemen op het gebied van gebied van gedrag/houding, inadequate coping, financiën, relatie seksualiteit en/of gevoelens van eenzaamheid c.q. sociaal isolement. Een beperkte ontwikkeling van de gewetensfunctie en vaardigheden en/of verslavingsgevoeligheid c.q. dwangmatigheid (gokken en prostituee bezoeken) wordt door de reclassering niet uitgesloten. Ook acht de reclassering verdachte niet geheel in staat zijn eigen handelen te organiseren, risico’s in te schatten en te overzien. Mede daarom heeft verdachte mogelijk baat bij ondersteuning in het moreel redeneren, pro-sociale keuzes maken en zich kritisch verhouden tot de keuzes die hij maakt dan wel het overzien van de gevolgen daarvan. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Het recidiverisico wordt op dit moment als laag ingeschat, maar dit is gebaseerd op de huidige situatie en hangt samen met gelegenheid/toegang tot financiële middelen van derden. Zolang verdachte hier niet over beschikt en hierin afgeschermd wordt is de kans op recidive laag. Zodra hij op enige wijze toegang heeft tot financiële middelen van derden neemt de kans op herhaling toe. Daarom wordt toch geadviseerd om reclasseringstoezicht op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en indien geïndiceerd ambulante behandeling, meewerken aan schadeherstel, meewerken aan schuldhulpverlening en budgetbeheer en een verbod op werkzaamheden waarbij verdachte toegang heeft tot financiële middelen van derden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, een gevangenisstraf in beginsel passend en geboden is.
De rechtbank vindt het echter ook van belang dat verdachte zijn baan behoudt, zodat hij niet verder in de financiële problemen komt en geld kan blijven verdienen om de schade aan zijn oom terug te kunnen betalen. Die mogelijkheid zou door een gevangenisstraf worden doorkruist. Verder vindt de rechtbank het, gelet op hetgeen uit het reclasseringsrapport naar voren is gekomen, van groot belang dat verdiepingsdiagnostiek en (indien geïndiceerd) ambulante behandeling wordt ingezet, om meer zicht te krijgen op verdachte en wat er nodig is om het recidiverisico te verminderen.
De rechtbank zal daarom wel een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden opleggen, maar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten dat verdachte zich moet melden bij de reclassering, moet meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en (indien geïndiceerd) ambulante behandeling, moet meewerken aan het aflossen van schulden en het voortzetten van budgetbeheer, en tot slot dat verdachte geen werkzaamheden of activiteiten verricht waarbij hij toegang heeft tot financiële middelen van derden. De rechtbank zal daarbij reclasseringstoezicht opleggen en de proeftijd op drie jaar bepalen. Met deze voorwaardelijke gevangenisstraf en langere proeftijd beoogt de rechtbank verdachte te motiveren om de verdiepingsdiagnostiek en eventuele behandeling te volgen en hem ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht het opleggen van de geadviseerde voorwaarde omtrent schadeherstel niet noodzakelijk, omdat de rechtbank – zoals hierna wordt overwogen – de schadevergoedingsmaatregel op zal leggen en het herstel van de schade via die weg zal verlopen. De rechtbank zal evenmin als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte ook dient mee te werken aan schuldhulpverlening in het kader van de WSNP, nu deze vorm van schuldhulpverlening zich niet leent voor de situatie waarbij er sprake is van een schuld aan een slachtoffer ten gevolge van een strafbaar feit. Onder de WSNP zou een aanzienlijk deel van die schuld na het verkrijgen van de schone lei namelijk niet meer afdwingbaar zijn.
Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een forse taakstraf opleggen. Ten opzichte van de eis van de officier van justitie zal de rechtbank de taakstraf enigszins beperken. De rechtbank houdt daarbij rekening met de omstandigheid dat
uit het reclasseringsrapport naar voren komt dat er bij verdachte sprake lijkt van enige mate van kwetsbaarheid. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat het van groot belang is dat verdachte aan de slag gaat met verdiepingsdiagnostiek en (indien nodig) vervolgens met ambulante hulpverlening, hetgeen al het nodige van hem zal vergen naast zijn fulltime baan. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 180 uur passend en geboden is, te vervangen door 90 dagen hechtenis als verdachte deze taakstraf niet (goed) uitvoert.

7.De benadeelde partij

De bewindvoerder van de benadeelde partij [slachtoffer] vordert namens hem een schadevergoeding van € 105.000,= voor het feit, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De hoogte van de schade is niet betwist door de verdediging. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom volledig toewijsbaar en bestaat uit een bedrag van € 105.000,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021 tot de dag dat de schade volledig is vergoed. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, waarbij de reclassering contact met verdachte zal opnemen voor de eerste afspraak;
* meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en indien geïndiceerd ambulante behandeling van Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na diagnostiek en positieve indicatie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* meewerkt aan het aflossen van zijn (eventuele) schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Het huidige budgetbeheer wordt door hem voortgezet en verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en/of schulden;
* geen werkzaamheden verricht of activiteiten (ook niet als vrijwilliger) waarbij hij toegang heeft tot financiële middelen van derden (familie, club/vereniging, etc.);
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 (negentig) dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 105.000,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 105.000,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling gijzeling voor de duur van één jaar kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 september 2022.