ECLI:NL:RBZWB:2022:5490

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
02-060223-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs en voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs

Op 23 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en softdrugs, alsook aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 september 2022, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. T. Kint, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte op 7 maart 2022 in Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad van aanzienlijke hoeveelheden amfetamine, metamfetamine, MDMA, hennep en hasj. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd met betrekking tot het aanwezig hebben van harddrugs, maar de rechtbank achtte de verklaring over het gebruik van de aangetroffen drugs ongeloofwaardig, gezien de grote hoeveelheden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs, gezien de aangetroffen voorwerpen die vaak worden gebruikt in de drugshandel.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de teruggave van in beslag genomen voorwerpen en de onttrekking aan het verkeer van bepaalde goederen, waaronder pepperspray, dat als een effectief middel tegen geweld in de drugshandel wordt beschouwd. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/060223-22
vonnis van de meervoudige kamer van 23 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 september 2022. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. T. Kint, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs;
feit 2: zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs;
feit 3: zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de drie tenlastegelegde feiten.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangezien verdachte ten aanzien van het aanwezig hebben van de harddrugs een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal in bijlage II worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen en acht de rechtbank dit feit bewezen zoals na te melden.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van het aanwezig hebben van de softdrugs een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal in bijlage II worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen en acht de rechtbank dit feit bewezen zoals na te melden.
Feit 3
Om de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen van handel in harddrugs te kunnen beantwoorden, stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen allereerst vast dat er in de woning van verdachte 57 XTC-pillen, een kleine hoeveelheid metamfetamine, een grote hoeveelheid hennep en hasj en een zeer grote hoeveelheid amfetamine is aangetroffen. Verdachte heeft hierover verklaard dat deze drugs voor eigen gebruik waren. De rechtbank acht die verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Met name de hoeveelheid amfetamine die is aangetroffen van bijna een kilo, wijst naar haar oordeel niet op een gebruikershoeveelheid. Deze hoeveelheid amfetamine was zelfs nog groter nu verdachte heeft bevestigd dat hij een deel hiervan door de wc heeft weggespoeld op het moment dat de politie in de woning was. Gelet op die grote hoeveelheid en de straatwaarde daarvan is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is van een gebruikershoeveelheid maar van een handelshoeveelheid.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er in de woning van verdachte 14 gram poedersuiker, gripzakjes, een gasmasker met filter en weegschalen zijn aangetroffen. Het is de rechtbank bekend dat door de chemische samenstelling van amfetamine voor de verkoop vaak sacharose ofwel poedersuiker wordt gebruikt als versnijdingsmiddel om de amfetamine zoeter te maken. Door die chemische samenstelling van amfetamine worden hierbij ook vaak gasmaskers gebruikt. Tot slot is het bekend dat voor de handel in drugs gripzakjes en weegschalen worden gebruikt. Niet is gebleken dat de naast de amfetamine in de woning van verdachte aangetroffen goederen aan iemand anders dan verdachte toebehoorden. Verdachte stond als enige ingeschreven op het betreffende adres en verbleef ook daadwerkelijk in de woning.
De rechtbank is van oordeel dat er door de grote hoeveelheid aangetroffen amfetamine in combinatie met de aangetroffen goederen sprake is van voorbereidingshandelingen voor de handel in amfetamine. De aangetroffen hoeveelheid van de overige harddrugs is te gering om op basis daarvan handel in die drugs bewezen te achten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen zoals hierna onder 4.3 weergegeven en acht verdachte daaraan schuldig.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 7 maart 2022 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 911,34 gram amfetamine en
- 2,93 gram metamfetamine en
- 56 pillen MDMA en
- 1 pil MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 7 maart 2022 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 386,4 gram hennep en
- 127,51 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
op 7 maart 2022 te Bergen op Zoom om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van amfetamine een middel op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden ongeveer 14 gram poedersuiker en gripzakjes en een gasmasker met filter en weegschalen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij ziet geen meerwaarde in een voorwaardelijk strafdeel onder meer vanwege de aanzienlijke hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, het strafblad van verdachte met daarop eerdere overtredingen van de Opiumwet en omdat verdachte niet heeft meegewerkt aan het inzichtelijk krijgen van zijn persoonlijke omstandigheden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs en softdrugs en voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. Verdachte heeft hierdoor een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de drugsindustrie. De samenleving ondervindt hier hinder van, nu het drugsgebruik niet alleen gezondheidsrisico’s voor de gebruikers met zich meebrengt, maar ook (vermogens)criminaliteit om in drugsgebruik te kunnen voorzien, waardoor gevoelens van onveiligheid ontstaan. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat er maar een deel van de totale hoeveelheid harddrugs is veiliggesteld, omdat een deel door verdachte door de wc is gespoeld. De eigenlijk aanwezige hoeveelheid harddrugs in de woning was aldus aanzienlijk groter.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het Poolse en het Nederlandse strafblad van verdachte. Uit het Poolse strafblad blijkt dat hij in zijn geboorteland meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor drugsfeiten. De rechtbank acht dat strafverzwarend. Bovendien heeft verdachte de rechtbank geen reden gegeven om erop te vertrouwen dat hij zijn leven zal beteren. Integendeel, met ingang van 24 maart van dit jaar is zijn voorlopige geschorst onder strenge voorwaarden, waaronder reclasserings-begeleiding. Daarnaast moest hij zich laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en - indien positief geïndiceerd - ook voor psychische problematiek. Sinds mei is verdachte echter onbereikbaar voor de reclassering, zodat de vereiste hulpverlening niet kon worden gestart. Dat is ook de reden dat de rechtbank al op de zitting van 9 september jongstleden de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft opgeheven.
De rechtbank zoekt vervolgens aansluiting bij haar eigen LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en acht alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 465,00 (volgnummer 1 op de aangehechte beslaglijst) heeft het Openbaar Ministerie reeds tot teruggave aan verdachte besloten en geprobeerd hier uitvoering aan te geven. De rechtbank behoeft hier dus geen beslissing meer op te nemen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Verdovende middelen
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen, genoemd onder nummer 2 tot en met 12 van de aangehechte beslaglijst. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Pepperspray
Dit voorwerp zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer. Handel in harddrugs gaat immers regelmatig gepaard met geweld, onder andere in het kader van ripdeals. Om je daartegen te wapenen kan er bij de keuze om te gaan handelen in drugs voor worden gekozen om jezelf te bewapenen. Een pepperspray is daarbij een effectief middel. Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voorwerp dat mede dient om soortgelijke feiten voor te bereiden.
7.3
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de persoon die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd met 14 en 16;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd met 2 tot en met 12 en 17;
- gelast de teruggave aan de persoon die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd met 13 en 15.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. D.M.I.C. Schijns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 september 2022.
Mr. Schijns is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.