ECLI:NL:RBZWB:2022:5466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
AWB- 20_1055
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na medische evaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser, die eerder een WIA-uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om zijn uitkering per 8 maart 2020 te beëindigen. Het UWV stelde dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat hij geen recht meer had op de uitkering. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin onder andere medische rapportages van verzekeringsartsen en een arbeidsdeskundige zijn besproken. Eiser had verschillende medische klachten, waaronder gewrichtsklachten en psychische problemen, die zijn arbeidsongeschiktheid beïnvloedden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd en dat de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 29,91% correct was. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten de WIA-uitkering te beëindigen, omdat eiser niet voldeed aan de vereiste 35% arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/1055 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

gemachtigde: mr. M.J.M. van Rijsewijk
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV, kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 3 mei 2019 (primair besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd met ingang van 3 juli 2019.
In het besluit van 7 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 2 november 2020. Hierbij waren aanwezig eiser en zijn gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] namens het UWV. De rechter was mr. C.E.M. Marsé.
Het onderzoek van de rechtbank is ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen te reageren op medische informatie die eiser kort voor de zitting heeft ingebracht.
In de rapportage van 13 november 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) op de nieuwe informatie gereageerd, waarna eiser bij brief van 1 april 2021 nadere gronden met medische informatie van de hem behandelend revalidatiearts heeft ingediend.
Naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank de verzekeringsarts b&b desgevraagd toestemming verleend eiser nader te onderzoeken. In de rapportage van 25 september 2021 heeft de verzekeringsarts b&b zijn conclusies na het spreekuuronderzoek van 24 september 2021 verwoord. De arbeidsdeskundige van het UWV heeft op 1 oktober 2021 aanvullend gerapporteerd.
Bij brief van 23 december 2021 heeft eiser gereageerd op die rapportages.
Bij brief van 29 april 2022 heeft het UWV zich akkoord verklaard met het door de rechtbank doen van uitspraak in deze procedure zonder nadere zitting. Bij brief van 2 mei 2022 heeft ook eiser zich daarmee akkoord verklaard, waarna de rechtbank het onderzoek op 18 mei 2022 heeft gesloten.
Omdat mr. Marsé niet meer in de gelegenheid is om uitspraak te doen in deze beroepszaak, is aan partijen op 18 augustus 2022 bericht dat de zaak wordt overgenomen door mr. Hertsig. Partijen is de gelegenheid geboden om hierop te reageren. Zij hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als full time reachtruckchauffeur bij [naam bedrijf] . te [plaatsnaam 2] . Voor dat werk is hij uitgevallen in november 2011 vanwege een combinatie van gewrichtsklachten, dermatologische klachten en psychische klachten.
Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft het UWV eiser met ingang van 11 december 2013 een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij primair besluit (van 3 mei 2019) heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 3 juli 2019.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser nog altijd arbeidsongeschikt is voor minder dan 35%, maar omdat dit standpunt is gebaseerd op nieuw functies, die niet in het verlengde liggen van de oorspronkelijk geselecteerde functies, wordt de nieuwe uitlooptermijn toegepast, te weten twee maanden nadat de nieuwe functies aan eiser zijn medegedeeld. De WIA-uitkering van eiser wordt stopgezet met ingang van 8 maart 2020.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 8 maart 2020 heeft vastgesteld op minder dan 35% en de WIA-uitkering daarom terecht heeft beëindigd per die datum.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts in opleiding onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts in opleiding [naam verzekeringsarts 1] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] eiser gezien op het spreekuur van 22 februari 2019 en het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts in opleiding heeft in zijn rapportage van 13 maart 2019 geconcludeerd dat eiser beperkingen heeft ten aanzien van lang lopen, staan, frequent reiken en het hanteren van lichte en zware lasten, naast beperkingen voor tillen/dragen, duwen/trekken, gehurkt/gebogen actief zijn, traplopen en klimmen.
Die beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 maart 2019.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en daarbij met name ook de brieven van eisers reumatoloog van 15 mei 2015, van eisers dermatoloog van 4 april 2019 en van zijn internist van 19 september 2019 in aanmerking genomen. In zijn rapportage van 6 januari 2020 geeft [naam verzekeringsarts b&b] aan dat in eerste instantie de beperkingen van eiser zijn onderschat en dat er reden is om psoriasis aan de gestelde diagnose toe te voegen.
Hij ziet op grond van de bekende medische gegevens niet te weinig fysieke beperkingen in de FML, maar de uitgebreide psoriasis geeft volgens hem aanleiding tot het stellen van beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Hij voegt daarom beperkingen voor frequente deadlines, indringende conflicthantering en het dragen van verantwoordelijkheid aan de FML toe. De op die manier aangevulde beperkingen van eiser heeft de verzekeringsarts b&b neergelegd in de FML van 6 januari 2020.
4.3
Eiser heeft kort voor de zitting een verklaring van psychiater [naam psychiater] van
16 oktober 2020 overgelegd en informatie van 15 juni 2020 over de controles die plaatsvinden door reumatoloog [naam reumatoloog] . De psychiater spreekt van een depressieve stoornis, eenmalige episode in 2013 en een paniekstoornis sinds juli 2020. De reumatoloog spreekt over een chronisch ziektebeeld van seronegatieve spondylartropathie (een reumatische aandoening) bij een patiënt met perifere artritis en psoriasis. Hij spreekt over een stijf skelet met beperkte flexie rug.
Bij brief van 1 april 2021 heeft eiser nadere medische gronden ingediend met medische informatie van onder andere revalidatiearts [naam revalidatiearts] van 3 oktober 2020. De revalidatiearts geeft aan dat eiser al 20 jaar bekend is met artritis psoriasis, afgelopen 5 jaar progressief. Er is sprake van een combinatie van somatische (pijnklachten), gedragsmatige (overbelasting) en emotionele (somberheid, angst, schaamte) factoren die elkaar onderling versterken en in stand houden.
4.4
De verzekeringsarts b&b heeft eiser vervolgens op 24 september 2021 nader onderzocht. Op grond van het lichamelijk onderzoek komt hij tot een aanvullende beperking voor de rug (4.10): eiser kan maximaal 60 graden buigen en niet meer dan 150x per uur.
De verzekeringsarts b&b erkent dat vermoeidheid kan voorkomen bij het ziektebeeld artritis psoriatica. Dit betekent echter nog niet dat er een urenbeperking moet worden aangenomen. De depressie was op 8 maart 2020 deels in remissie en eind juni 2020 consulteert eiser de huisarts om de voorgeschreven medicatie (venlafaxine) af te bouwen. De verzekeringsarts b&b heeft de FML op 25 september 2021 aangepast.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten en zijn chronische ziektebeeld. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Eiser vindt dat een urenbeperking aangenomen moet worden vanwege zijn vermoeidheid. Hij stelt dat er sprake is van een stoornis in zijn energiehuishouding waardoor hij altijd moe is. De verzekeringsarts b&b erkent dat vermoeidheid kan voorkomen bij het ziektebeeld artritis psoriatica. Tijdens het onderzoek op 25 september 2021 neemt hij echter geen vermoeidheid bij eiser waar. Tijdens de bezwaarprocedure is door eiser niet gesproken over vermoeidheidsklachten. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn de ernstige vermoeidheidsklachten die eiser claimt, niet objectiveerbaar en/of toe te schrijven aan een aandoening. De rechtbank merkt op dat ee revalidatiearts op 3 oktober 2020 weliswaar opmerkt dat eiser aangeeft dat zijn algehele conditie sterk is verminderd en hij snel vermoeid is, maar de revalidatiearts adviseert juist fysiotherapie en ergotherapie.
Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML met het gewijzigde item voor buigen.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV had, rekening houdend met de vastgestelde FML van 6 januari 2020 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en medewerker intern transport (Sbc-code 111220).
Na de wijziging in de FML voor buigen (item 4.10) heeft de arbeidsdeskundige b&b opnieuw getoetst of eiser met zijn beperkingen zoals in die gewijzigde FML van 25 september 2021 vastgesteld, nog in staat moet worden geacht op de datum in geding de geduide functies als in de vorige alinea genoemd te vervullen. De arbeidsdeskundige b&b heeft geconcludeerd, rekening houdend met eisers zodanig vastgestelde arbeidsvermogen, dat hij daartoe in staat moet worden geacht.
De beroepsgrond – wat daar overigens ook van zij – dat eiser niet ’s nachts zou kunnen werken kan daaraan niets veranderen, nu blijkens de gedingstukken de geduide functies alle overdag worden uitgevoerd.
5.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 6 januari 2020 en van 1 oktober 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidde tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 24,15%, welke waarde door arbeidskundige bijstelling is gewijzigd in 29,91%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 8 maart 2020 heeft vastgesteld op 29,91%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 8 maart 2020.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.