ECLI:NL:RBZWB:2022:5436

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
02-800837-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van één jaar

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1960, die momenteel verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum de Pompestichting te Nijmegen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs te verlengen met twee jaar, afgewezen en in plaats daarvan de tbs met één jaar verlengd. De rechtbank baseert deze beslissing op de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen en het recidivegevaar dat voortvloeit uit een ziekelijke stoornis. De betrokkene is eerder veroordeeld voor opzettelijk brandstichten, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf en tbs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kliniek niet volledig heeft voldaan aan eerdere rechterlijke beslissingen, met name met betrekking tot de betrokkenheid van de reclassering in het traject. De rechtbank benadrukt dat de betrokkene moet samenwerken met de reclassering om tot een voorwaardelijke beëindiging van de tbs te komen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de betrokkene momenteel onbegeleid naar zijn werk kan gaan, wat vragen oproept over de noodzaak van beveiligd verlof binnen de kliniek. De rechtbank heeft de kliniek opgedragen om de resocialisatie van de betrokkene met spoed te bevorderen en heeft de betrokkene gewaarschuwd dat de verlenging van de tbs niet automatisch leidt tot een voorwaardelijke beëindiging na een jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-800837-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 20 september 2022
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960
thans verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) de Pompestichting,
te Nijmegen

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 29 juli 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
- het rapport van FPC de Pompestichting d.d. 13 juli 2022, waarin het advies van de inrichting is vermeld.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Breda van 15 juni 2015 is betrokkene veroordeeld voor het
opzettelijk brand stichten waarbij gevaar voor goederen en personen te duchten was, tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en tbs met verpleging van overheidswege. De
rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid,
Wetboek van Strafrecht.
De tbs is gestart op 22 september 2016 en laatstelijk verlengd met één jaar. Behoudens
verlenging eindigt de termijn van tbs op 22 september 2022.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 6 september 2022 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.T.A.G. Keller, advocaat te Tilburg.
Voorts is de deskundige mw. B. Scholten (waarnemend voor mw. L.L. Moerbeek), behandelcoördinator, gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar.
De tbs-instelling heeft daartoe het volgende aangegeven.
Betrokkene is een ruimgemiddeld intelligente man. De diagnose gespecificeerde
persoonlijkheidsstoornis is door meerdere deskundigen consequent gesteld, waarbij sprake is van antisociale en narcistische trekken. Gezien alle diagnostiek die al heeft plaatsgevonden, wordt er weinig meerwaarde gezien in (opnieuw) verder onderzoek, ondanks het feit dat er naast overlap in de diagnostische conclusies die in de rapportages zijn beschreven, ook verschillen zijn. Alles overziend kan er worden gesproken van complexe pathologie. Een belangrijk onderdeel hiervan wordt gevormd door het onvermogen van betrokkene in het identificeren, beschrijven en uiten van alsook het omgaan met eigen en andermans gevoelens en daaraan gelieerde problemen in de sociale interactie. Dit is dusdanig in zijn persoon verankerd dat dit middels psychologische behandeling niet te bewerken is. Intrinsieke behandelmotivatie is afwezig maar ook door externe zaken laat betrokkene zich niet verleiden deel te nemen aan behandelonderdelen.
Het traject is tot op heden grillig verlopen. Hoofdreden is dat betrokkene zich niet in de diagnostische conclusies van meerdere psychologische onderzoeken kan vinden en om deze reden weigert een behandeling aan te gaan voor in zijn ogen onjuiste diagnoses. Een tweede reden dat behandeling nog niet van de grond is gekomen, is het ontbreken van ziekte-inzicht en -besef. Betrokkene is voor een derde behandelpoging in juni 2021 vanuit de Van Mesdagkliniek naar de Pompestichting gekomen. Er is geprobeerd om overeenstemming te bereiken en tot samenwerking te komen om via deze weg een nieuw behandeltraject in te gaan. Door de starre houding maar ook door het onvermogen van betrokkene om de visie van de kliniek te kunnen begrijpen, is er tot op heden geen overeenstemming over het volgen van behandeling.
Gegeven het feit dat een samenwerking met betrokkene moeilijk te verkrijgen dan wel te behouden is, wordt er gewerkt vanuit een agree-to-disagree modus waarbij gestreefd wordt om hem maximale duidelijkheid te geven. Vanuit deze modus zal toe worden gewerkt naar resocialisatie waarbij er in gesprek met betrokkene wordt gezocht naar de maximaal mogelijke samenwerking. In plaats van opnieuw te onderzoeken of een voorwaardelijke beëindiging mogelijk is, zal er een verlofmachtiging worden aangevraagd zodat betrokkene naar de resocialisatie-afdeling kan worden overgeplaatst. Vanuit deze afdeling kan er onderzocht worden welk uitstroomdoel haalbaar is en welk risicomanagement hiervoor nodig is. Daarbij wordt gedacht aan plaatsing op de Meander (wonen buiten de hekken van de kliniek) en op termijn een vorm van begeleid wonen. Hoewel er op termijn mogelijkheden worden gezien om met een overwegend extern risicomanagement toe te werken naar een passende verblijfplek, dagbesteding en ondersteuning in het kader van forensisch toezicht, wordt de prognose in negatieve zin beïnvloed door de complexe strijdbaarheid van betrokkene en zijn beperkte vermogens op het gebied van sociale communicatie en interactie. Een dergelijk traject zal niet eenvoudig zijn en tijd vergen.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd.
Het idee is dat de behandelafdeling wordt overgeslagen en betrokkene direct op de resocialisatie-afdeling wordt geplaatst. Hier is nu een machtiging voor binnen gekomen. Het streven is om betrokkene vervolgens zo snel mogelijk vanaf deze resocialisatie-afdeling naar de Meander over te plaatsen. Er is tegelijkertijd begeleid- en onbegeleid verlof aangevraagd. Op dit moment is er gestart met de beveiligde verloven binnen de kliniek. Daarnaast wordt betrokkene nu gehaald en gebracht naar zijn werk, waar hij zonder begeleiding zijn werkzaamheden verricht. Op korte termijn zal dit worden uitgebreid naar onbegeleid verlof.
Over zes maanden zal er een verlofevaluatie plaatsvinden en zal er bij een positief advies, transmuraal verlof worden aangevraagd om naar de Meander te kunnen gaan.
Omdat de situatie rondom betrokkene nu niet anders is dan ten tijde van de beslissing van het Hof en de reclassering reeds twee keer eerder negatief heeft geadviseerd over een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, is er ondanks de beslissing van het Hof, geen reclasseringsadvies opgevraagd. Als de reclassering nu betrokken zou worden, zouden zij als eerste inzetten op een samenwerking met betrokkene, en dat is juist een lastig punt.
Zij zouden nu wel betrokken kunnen worden om een samenwerking te kunnen opbouwen naar een voorwaardelijke beëindiging. Betrokkene zal hierin mee moeten worden genomen om overeenstemming te kunnen bereiken. Er zal dan wel worden gesproken over een fase die op dit moment nog niet haalbaar is.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering aangepast in die zin dat de tbs slechts verlengd dient te worden met één jaar.
Het doel van de tbs is dat er veranderingen in het gedrag worden bewerkstelligd waar ook de kliniek op moet inspelen. Als betrokkene niet meer wordt behandeld en zijn hakken in het zand blijft zetten, zal de tbs niet voorwaardelijk kunnen worden beëindigd. Kijkend naar de stappen die nog gezet moeten worden en het gegeven dat het traject naar alle waarschijnlijkheid niet soepel zal verlopen, verwacht de officier van justitie niet dat de situatie over een jaar anders zal zijn. Daarentegen is er meerdere malen geadviseerd en ook door het Hof besloten dat de reclassering in het traject betrokken moet worden. De kliniek heeft deze beslissing echter niet nageleefd. Er moet een andere invalshoek in dit traject worden gekozen dan tot op heden door de kliniek is gedaan. Teneinde een vinger aan de pols te houden, verzoekt de officier van justitie de tbs te verlengen met één jaar.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij graag naar een RIBW-woning wil. Hij is bereid met de reclassering te praten en ook zijn medewerking te verlenen. Daarbij moeten de afspraken die gemaakt worden wel redelijk zijn en de eventueel op te leggen voorwaarden functioneel.
De verdediging memoreert aan het triple persoonlijkheidsonderzoek dat in 2019 is verricht. De rapporteurs hebben daar duidelijk het standpunt ingenomen dat voortzetting van de dwangverpleging wellicht contra-geïndiceerd is. Het risicomanagement is bij voorkeur haalbaar binnen het kader van een voorwaardelijke beëindiging. Daarbij zijn reeds voorwaarden genoemd waarvan betrokkene heeft aangegeven zich hierin te kunnen vinden. In dit triple-rapport valt ook te lezen dat behandeling weinig zal doen voor betrokkene. Het ontbreken van behandeling wordt betrokkene echter telkens door de kliniek tegengeworpen. Er zijn inmiddels drie verloren jaren gepasseerd, waarbij ook de beslissing van het Hof door de kliniek naast zich neer is gelegd. De voortgang van betrokkene wordt actief door de kliniek geblokkeerd.
Primair verzoekt de verdediging de zaak aan te houden en de reclassering op te dragen een maatregelenrapport op te stellen.
Subsidiair verzoekt de verdediging de tbs te verlengen met één jaar waarbij de rechtbank expliciet de overweging opneemt dat de reclassering in het traject wordt betrokken en er wordt gekeken naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging.

6.Het oordeel van de rechtbank

Juridisch kader
De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank sluit zich aan bij de overwegingen in het adviesrapport van de tbs-instelling en neemt de conclusies die daarin worden getrokken over de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis en het recidiverisico over. Daarmee wordt nog steeds voldaan aan het wettelijke criterium.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht acht om te kunnen oordelen over de door de officier van justitie ingestelde vordering.
Duur van de verlenging
De rechtbank heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en
resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridisch kader meer tijd in
beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een termijn van een jaar. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Het Hof heeft bij beslissing van 27 januari 2022 de tbs-maatregel met één jaar verlengd teneinde te bezien of betrokkene in staat is een band op te bouwen en in samenwerking te komen met de reclassering en andere partijen die in geval van een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege betrokken zouden worden. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat moet worden bezien of er tussen betrokkene en de reclassering consensus kan worden bereikt over voorwaarden in het kader van een beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De rechtbank stelt vast dat de kliniek deze beslissing niet volledig heeft nageleefd. Weliswaar is in lijn met de beslissing van het Hof - en de eerdere beslissingen van de rechtbank - besloten om betrokkene niet meer te behandelen en resocialisatie als voornaamste doel te stellen, maar de reclassering is niet bij het traject betrokken op een wijze zoals door het Hof was bepaald. De rechtbank vindt dit onbegrijpelijk, juist omdat betrokkene erg hecht aan afspraken en duidelijkheid en beslissingen van rechterlijke instanties zonder meer dienen te worden nageleefd. Voorts is door de deskundige ter zitting verklaard dat betrokkene naast beveiligd verlof binnen de kliniek, onbegeleid op zijn werk aanwezig kan zijn. Dit wekt verbazing bij de rechtbank nu het naast elkaar bestaan van deze verloven tegenstrijdig lijkt. Niet valt uit te leggen dat betrokkene binnen de kliniek enkel met beveiliging verlof kan hebben, terwijl hij onbegeleid zijn werkzaamheden verricht, waarbij er - kennelijk - ook geen incidenten plaatsvinden.
Gelet op de laatste beslissing van het Hof en de inhoud van de door de verdediging aangehaalde triple-rapportage is de rechtbank van oordeel dat de kliniek de resocialisatie van betrokkene met de grootst mogelijke spoed moet vormgeven en doorvoeren. Concreet komt dit erop neer dat betrokkene zo spoedig mogelijk op een resocialisatie-afdeling buiten de kliniek wordt geplaatst zoals de Meander of een soortgelijke plek. Bij dit oordeel kent de rechtbank naast de eerdere beslissing van het Hof gewicht toe aan het feit dat er geen sprake meer is van behandeling in enge zin, betrokkene op zijn werk een vorm van onbegeleid verlof geniet en er geen noemenswaardige incidenten zijn.
De rechtbank gaat ervan uit dat de kliniek dit oordeel op waarde schat en hier ook uitvoering aan geeft. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat de kliniek niet meer met betrokkene in discussie gaat over diagnoses en behandeling in enge zin aangezien dit de samenwerking in het verleden ernstig heeft bemoeilijkt en opnieuw een weigerachtige houding bij betrokkene kan opleveren.
Anders dan de kliniek ziet de rechtbank, net zoals het Hof, een grote meerwaarde in het op dit moment betrekken van de reclassering in het traject. Er is namelijk tijd nodig om tot contactopbouw met betrokkene te kunnen komen en er zal meer tijd dan gebruikelijk nodig zijn om tot het opstellen van voorwaarden te kunnen komen bij een eventuele voorwaardelijke beëindiging die betrokkene onderschrijft. Betrokkene heeft verklaard met de reclassering te zullen gaan praten en zal zich hiervoor ook moeten inzetten.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen en om vinger aan de pols te houden, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van betrokkene moet worden verlengd met één jaar.
Het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden opdat de reclassering een maatregelenrapport kan opmaken zal worden afgewezen. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen zal eerst moeten worden bezien of betrokkene in staat is een band op te bouwen en in samenwerking te komen met de reclassering. Daarnaast blijkt hieruit dat meer tijd dan gebruikelijk nodig zal zijn om tot het opstellen van voorwaarden te komen. Een voorwaardelijk beëindiging is daarom op de korte termijn nog niet aan de orde.
De rechtbank benadrukt ten slotte dat betrokkene aan deze verlenging met één jaar niet de verwachting mag ontlenen dat na afloop van dit jaar de terbeschikkingstelling (voorwaardelijk) ook daadwerkelijk zal worden beëindigd of opnieuw slechts met één jaar zal worden verlengd. Het verdere verloop van het traject zal immers niet alleen afhangen van de inzet van de kliniek, maar ook van de inzet van betrokkene zelf.

7.De beslissing.

De rechtbank
  • wijst af het verzoek tot aanhouding ten behoeve van het opmaken van een maatregelenrapport;
  • verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Bles en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2022.